Doet Nederland mee aan de discussie?
Nadat Joschka Fischer, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, op 12 mei zijn toekomstvisie op Europa had gegeven, waarin hij het federalisme weer salonfähig maakte, was de Franse minister van Binnenlandse Zaken, Jean-Pierre Chevènement, een van de eersten die daar op reageerden.
Die reactie was zeer kritisch, maar zij was tenminste een reactie, en bovendien een serieuze reactie. Dat kan ook gezegd worden van die van Fischers collega Hubert Védrine: ook kritisch, ook serieus, zij het meer diplomatiek. Als het Fischers bedoeling was een discussie op gang te brengen, dan is hij daar in elk geval wat Frankrijk betreft in geslaagd.
Nu hebben Fischer en Chevènement onlangs met elkaar gesproken, en het stenografisch verslag van dit gesprek is intussen in Le Monde en Die Zeit gepubliceerd. Het is een interessant gesprek, hoewel de heren niet veel nader tot elkaar zijn gekomen. Daarvoor zijn de verschillen tussen de ‘federalistische’ Fischer en de ‘soevereinistische’ Chevènement te groot.
Zoals zo vaak, lijkt de Fransman de logica aan zijn kant te hebben, vooral wanneer hij zegt dat het geen zin heeft over de instellingen van een verenigd Europa te praten als we niet weten wat we met dit verenigd Europa willen. Het doet denken aan minister-president Den Uyl, die in 1973 zei dat ‘de vraag wat voor soort samenleving wij in de (Europese) Gemeenschap tot stand willen brengen, belangrijker is dan het tempo waarin het proces van Europese eenwording zich voltrekt’.
Die prioriteitskeuze is toen Den Uyl niet in dank afgenomen door de vele federalisten die Nederland toen nog telde, maar in wezen was zij dezelfde als die van Chevènement. Alleen is er verschil tussen de voorstellingen die toen de Nederlander en nu de Fransman maken van de rol die een verenigd Europa in de wereld moet spelen.
Weliswaar zegt ook Chevènement dat de Europeanen het eerst eens moeten worden over ‘het samenlevingsmodel dat we willen’, maar hij legt ook sterk de nadruk op de consensus die onder Europeanen moet bestaan over ‘ons geopolitiek project’ (waarbij hij onder andere denkt aan het ‘verankeren’ (arrimer) van Rusland aan Europa). Nu, het woord ‘geopolitiek’ alleen al zou Den Uyl hebben doen griezelen.
Met andere woorden: zelfs als twee Europeanen het eens zijn over de prioriteitskeuze, dan betekent dat nog niet dat hun hetzelfde doel voor ogen staat. In elk geval lijkt Chevènements keuze er borg voor te staan dat de instellingen die Europa nodig heeft om als eenheid op te treden er nooit zullen komen, want die moeten, in zijn visie, wachten totdat we het eens zijn over het sociale model en het geopolitieke project dat Europa moet zijn. En misschien is dat ook wel zijn bedoeling...
Hoe het ook zij - het debat tussen Fischer en Chevènement, waaruit ik slechts één aspect heb gelicht, was interessant, al was het slechts omdat hier twee intelligente en belezen mensen aan het woord waren. Het maakte de Nederlander ook een beetje jaloers: Nederlandse politici zie ik nog niet zo gauw op dit niveau discussiëren.
Wat is het niveau waarop van Nederlandse officiële kant op Fischers rede is gereageerd? Ik kan me alleen maar de paar schampere woorden herinneren die staatssecretaris Benschop er en passant aan heeft gewijd. Zij verdiende meer dan dat - niet alleen om de inhoud, maar ook omdat het om de visie gaat van de minister van Buitenlandse Zaken van Nederlands belangrijkste buurland (zo niet belangrijkste land van Europa).
Wat weten we eigenlijk van de kijk van het Nederlandse kabinet op de toekomst van Europa? We horen dezelfde Benschop telkens over Europa als ‘netwerk’, waarin hij zich zo thuis voelt. Misschien terecht, maar dat betreft dan toch vooral de procedure en niet het doel waartoe die procedure moet leiden.
Spreekt Benschop hier trouwens mede namens zijn minister, Van Aartsen? Of heeft die geen eigen ideeën over Europa? Dat laatste zou niet te verwonderen zijn, want de VVD, waartoe hij behoort, heeft vóór en na de periode-Bolkestein, nooit uitgeblonken door oorspronkelijke ideeën over Europa. Verloor Van Mierlo zich misschien te veel in grandioze politieke vergezichten, Van Aartsen doet dit te weinig.
En de minister-president? Er wordt gezegd dat Benschop zijn oor heeft. Betekent dit dat Benschop, wanneer hij over het netwerk Europa spreekt, his master's voice is? In elk geval klopt zijn pragmatische aanpak met Koks afkeer van ‘ideologische veren’. Die heeft zijn partij, de PvdA, al - niet in de laatste plaats door zijn toedoen - van zich afgeschud. Nu de discussie over Europa nog, kan hij denken.
Er kan ook een andere factor in het spel zijn - een factor die minder te maken heeft met personen dan met een algemene gemoedstoestand: wat heeft het voor zin om, als klein of zelfs middelgroot land, zich te begeven in een discussie die, hoe interessant ook, toch wordt beslist door de grote landen? Het gevoel in laatste aanleg irrelevant te zijn drukt het niveau van de discussie. Dat is niet alleen in Nederland het geval.
Maar aan de andere kant: als een klein land geen interessante gesprekspartners in het veld stuurt, wordt er zeker nooit naar geluisterd.
NRC Handelsblad van 23-06-2000, pagina 7