Onmenselijkheden
‘In Argentinië zijn enige pogingen gedaan om de wreedheden vast te leggen die begaan zijn tijdens de militaire dictatuur. Zo is in het Colegio Nacional de Buenos Aires een gedenkplaat opgehangen waarop simpelweg de namen vermeld staan van de studenten die in die periode gekidnapt zijn, gemarteld en vermoord.
Daaronder zijn ook de namen van een groep studenten die eerst bewusteloos gespoten werden en toen, aan elkaar geketend, uit een militair vliegtuig in een rivier werden geworpen, waarna ze zijn verdronken. Geen gedenkplaat of monument kan deze gebeurtenis weergeven. We moeten haar in onze gedachten houden zoals ze is; er zijn geen bruikbare metaforen voor.
Het kwaad manifesteert zich in elk afzonderlijk geval op geheel eigen wijze. De Holocaust, bijvoorbeeld, is zijn eigen paradigma; elk ander voorbeeld van kwaad - het martelen van Argentijnse kinderen door het leger of de “etnische zuivering” in Joegoslavië - is alleen gelijk aan zichzelf. We hoeven alle afzonderlijke gevallen niet bij elkaar te voegen om de gestalte van het kwaad te krijgen. Het kwaad toont zich, net als God, in de details.’
Deze passage uit een bijdrage van de Argentijnse schrijver Alberto Manguel aan het laatste nummer van het tijdschrift Nexus (uitgave van het gelijknamige instituut te Tilburg) drukt ons met de neus op een zaak waarin binnen afzienbare tijd, so oder so, een beslissing genomen zal moeten worden - vooropgesteld tenminste dat onze troonopvolger serieuze plannen heeft met een Argentijnse wier vader deel heeft uitgemaakt van de dictatuur die deze - en vele andere - misdaden op haar geweten heeft.
We hebben het over Jorge Zorreguieta, die als technocraat onderstaatssecretaris en later staatssecretaris van Landbouw is geweest in de regering van generaal Videla, die in 1975 door een staatsgreep aan de macht kwam. In die hoedanigheid heeft hij waarschijnlijk niet persoonlijk de hand gehad in de terreurdaden van dit regime, maar onwaarschijnlijk is het daarentegen dat hij er geen weet van heeft gehad.
In elk geval draagt hij er een morele verantwoordelijkheid voor. Als Karel van het Reve, zelf ex-communist, zegt dat ‘iedereen, hoe naïef en vriendelijk ook, die communist of sympathisant is geweest, een stukje verantwoordelijkheid draagt voor de gruwelen van 1917 tot 1953 in Rusland, om van de communistische gruwelen in andere landen maar te zwijgen’, dan draagt de vader van Máxima, als lid van de regering-Videla, zeker medeverantwoordelijkheid voor de Argentijnse gruwelen. Moet zo'n man, hoe beschaafd en vriendelijk overigens ook, zich straks naast het staatshoofd door het Nederlandse volk laten toejuichen? Zelfs de grootste Realpolitiker zal moeten toegeven dat zoiets moeilijk verenigbaar zou zijn met de rol van voorvechter van de mensenrechten die Nederland zichzelf heeft toegemeten - een rol die internationaal erkend is geworden door de vestiging in Den Haag van het tribunaal dat de oorlogsmisdaden in Bosnië berecht.
We hoeven ons dus niet eens de onlusten in herinnering te roepen die in 1966 het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus en die in 1980 de inhuldiging van koningin Beatrix hebben verstoord, om tot de conclusie te komen dat de aanwezigheid van Máxima's vader bij het huwelijk van zijn dochter met de Nederlandse kroonprins op z'n minst ongewenst zou zijn.
Goed, er wordt gezegd dat de staatsgreep van 1976 voor heel veel Argentijnen een bevrijding uit een onverdragelijke anarchie was. Laat dit zo zijn, dan rechtvaardigt dit nog niet de gruwelen waaraan het regime dat door die staatsgreep aan de macht is gekomen, zich schuldig heeft gemaakt. Ook kan het zijn dat er in Argentinië lankmoediger wordt gedacht over die schuld. In dat geval hebben we te maken met een verschil in politieke cultuur, en het is met de Nederlandse cultuur dat de regering (dit is: koningin en ministers) heeft rekening te houden - zelfs als die cultuur ook naar de smaak van sommige Nederlanders te moralistisch is.
Maar met de conclusie dat Máxima's vader geen persona grata kan zijn, zijn we er nog niet. Hoe zal Máxima op een deballotage van haar vader reageren? Zelf kan haar, gezien haar leeftijd, geen schuld aangewreven worden, maar het zou te begrijpen zijn als zij - niet uit politieke solidariteit, maar uit liefde voor haar vader - zich niet zou neerleggen bij zo'n banvonnis. Ja, zo'n weigering zou haar zelfs sieren.
Ook dan echter zou er nog geen punt achter het geval gezet kunnen worden. Hoe zal prins Willem-Alexander dan reageren? Heeft hij niet eens gezegd dat, als hij voor de keus zou staan tussen de vrouw van zijn hart en zijn plicht als troonopvolger, hij het eerste alternatief zou kiezen? Ook hier zou, gegeven de afhankelijkheid waarin het koningschap ten opzichte van de volksgunst is geraakt, een andere keus slechts bij weinigen op begrip stuiten. De volksgunst zwelgt immers altijd in vorstelijke romances?
Voor het kabinet lijkt de keus niet moeilijk. Voor de regering echter wél, want de koningin maakt daar deel van uit. Zou zij de kans onder ogen moeten zien dat de zoon die zij zo zorgvuldig tot haar opvolger heeft gekweekt, het besluit neemt die taak niet langer op zich te nemen - en dat juist op een ogenblik dat hij zich begint te ontplooien tot een man met een gezag dat hij niet uitsluitend aan zijn positie ontleent? Dan zou zij een uiterste aan zelfbeheersing moeten opbrengen om niet, zoals onlangs in het gezelschap van hoofdredacteuren, tekenen van verbittering te tonen. Het koningschap is een onmenselijk zware taak.
NRC Handelsblad van 25-04-2000, pagina 7