Een Belgisch strovuur?
Eens noemde Nederland zich gidsland, en nog zijn er velen die vinden dat dit de roeping van ons land is. Veertien dagen geleden riep de politieke leider van D66, Thom de Graaf, ons land op voorop te lopen in de actie tegen Oostenrijk. Helaas, hij was te laat: België had hem de loef afgestoken.
België? Ja, sinds dit land een nieuwe regering heeft - de eerste sinds vele jaren waarin de christen-democraten niet vertegenwoordigd zijn - heeft het een opmerkelijke activiteit op buitenlands-politiek gebied ontwikkeld. Ook inzake Oostenrijk heeft het het voortouw genomen (hoewel Frankrijk beweert de motor achter die actie te zijn).
Maar Oostenrijk is niet het enige doelwit van de nieuwe Belgische activiteit. Eerder had de regering-Verhofstadt al de aandacht getrokken door zich te mengen in de Britse rechtsgang in de zaak tegen generaal Pinochet en door de ambitie opnieuw een rol te spelen in de Afrikaanse gebieden die vroeger onder Belgisch gezag stonden.
Het is vooral de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, de Waalse liberaal Louis Michel, aan wie die activiteit te danken is. Zijn minister-president geeft hem daarvoor de ruimte, zoals zijn voorganger die niet gaf aan zijn minister van Buitenlandse Zaken. Dehaene bedisselde alles zelf, zeker wat de Europese en Afrikaanse dossiers betreft.
Een andere oud-premier, Leo Tindemans, verklaart dit aldus in De Standaard van 12 februari: ‘We zitten met een regering van zes partijen, dat is moeilijk werken. Iedereen moet zijn beurt krijgen. Dus ik stel me voor dat Verhofstadt best blij was met de zaak-Pinochet. Hij kon Michel een mediasuccesje gunnen, en het kostte nog niets ook.’ Binnenlandse politiek zit er dus achter.
Michel zelf ziet dat, publiekelijk althans, natuurlijk anders. Eveneens in De Standaard (20 januari) ontvouwde hij zijn denkbeelden die achter zijn activiteit scholen. Het ging toen voornamelijk over Afrika (Oostenrijk was nog niet op het toneel). Hij had, zei hij, initiatieven genomen ‘om Europa, maar ook de internationale instellingen er bewust van te maken dat er iéts moest gebeuren rond Afrika. Het begint te werken.’
En zijn gedachten daarachter? ‘Wij hebben er onze eer verloren. Wij hebben er ons moreel gezicht verloren op internationaal vlak.’ Vroeger was België, dank zij zijn bezit van Kongo, Rwanda en Burundi, ‘een partner, op dezelfde voet als de grootste landen. Dat kan ook nu nog, als wij dat willen. Het is een manier voor België om te bestaan op internationaal niveau.’
Ook hier dus binnenlands-politieke, ja bijna existentiële overwegingen. België, welks prestige aanzienlijk was aangetast door de zaak-Dutroux, de Agusta- en dioxine-schandalen, ja welks voortbestaan als één staat velen onzeker achten, kon met zo'n actieve politiek bewijzen dat het nog bestond.
Natuurlijk worden deze motieven niet uitgebazuind. Naar buiten toe noemt Michel andere: ‘België moet zich tonen zoals het is: klein, moedig, barmhartig, open, met een eigen stijl en opinie - niet gewoonweg de anderen volgend.’ Er hoeft niet getwijfeld te worden aan de oprechtheid van die motieven.
Opmerkelijk is overigens dat Michel spreekt van België als een klein land, terwijl de Nederlandse staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, Dick Benschop, vorige week nog Nederland een ‘middelgrote’ mogendheid noemde. Die Nederlandse pretentie maakt ons niet populair bij onze Beneluxpartners en andere kleinere staten.
In laatste - ja, zelfs in vrij vroege - aanleg is het niet het land zelf dat uitmaakt wat zijn status is, maar anderen. Een heilzaam bewijs konden we lezen in het gesprek dat Kees Versteegh en Michèle de Waard hadden met drie vooraanstaande Duitsers over Europa (Z, 12 februari). De afwezigheid van grote staatslieden werd betreurd. En Kok dan?, vroegen de Nederlanders, waarop het Bondsdaglid Karl Lamers zei: ‘Nee, het spijt me, maar we praten hier echt over een heel andere orde van grootte.’
Maar terug naar België en, meer in het bijzonder, zijn nieuwe minister van Buitenlandse Zaken (die, het zij tussen haakjes gezegd, vlot en vlekkeloos Nederlands spreekt, wat niet van iedere Waal, zelfs niet van ieder lid van het Belgisch koninklijk huis, gezegd kan worden). Ons interesseert natuurlijk wat hij van de samenwerking met Nederland vindt.
De interviewers van De Standaard vragen hem op een goed ogenblik: ‘U bent als Waals politicus gewonnen voor een versterking van de Beneluxsamenwerking?’ Michels antwoord luidt: ‘Ja, natuurlijk. Heel sterk.’ Om daar later aan toe te voegen: ‘De Vlamingen houden van de Benelux. De Franstaligen hielden daar minder van (grinnikt). Ik, ik hou daar erg van.’
Hij verklaart die liefde nader: ‘De kleine landen hebben er belang bij om geregeld in te breken in de groep van de groten. We moeten occasionele coalities sluiten. Dat maakt een versterking van de Benelux zo interessant.’ Dit sluit aan bij wat Benschop vorige week zei over het toenemende bilateralisme in Europa, dat ‘soms verrassende mogelijkheden voor Nederland’ biedt ‘bij het zoeken van bondgenootschappen binnen Europa’. Maar let wel: Benschop sprak van mogelijkheden voor Nederland, niet van de Benelux.
Dat brengt ons weer op het thema Oostenrijk. Heeft Michel, met al zijn liefde voor de Benelux, Nederland geraadpleegd voordat hij het voortouw nam bij de actie tegen dat land? In elk geval was het België, en niet de Benelux, die bij de Portugese voorzitter van de Europese Unie daarover aan de bel trok. Ook in de uitleg die aan die actie gegeven moet worden, verschilt hij van Nederland. Hij sprak van ‘isolering’ van Oostenrijk en noemde een skivakantie in dat land zelfs ‘immoreel’, terwijl onze minister-president verkondigde dat isoleren van Oostenrijk ‘niet aan de orde’ was en het staatshoofd met skivakantie in Oostenrijk liet gaan.
En in Lissabon hebben vorige week de Belgische ministers Onkelinx en Vandenbroucke (resp. een Waalse en een Vlaamse socialist) een verzetsdaad verricht door de zaal te verlaten toen hun Oostenrijkse collega, een partijgenote van Haider, het woord nam, terwijl minister De Vries (PvdA) bleef zitten, wat hem naderhand de gelegenheid gaf de rede van de Oostenrijkse ‘inhoudelijk heel sterk’ te noemen. Wie er gelijk had blijve in het midden, maar in Lissabon trok de Benelux kennelijk niet één lijn.
Maar trekt de Belgische regering die wèl? Premier Verhofstadt (evenals Michel liberaal) zei vorige week: ‘Wij zullen afwachten welk beleid de Oostenrijkse regering voert en ons oordeel daarop baseren’, wat afwijkt van Michels militante standpunt, en de voorzitter van de Vlaamse socialisten (tot wie minister Vandenbroucke behoort) noemde dat standpunt ‘te snel genomen en te weinig doordacht’. Een boycot van Oostenrijk zou ‘een te groot geschenk zijn voor het Vlaamse Blok en Haider’. Zou het Belgische activisme een strovuur zijn, gedoofd door interne Belgische onenigheden?
NRC Handelsblad van 15-02-2000, pagina 9