Meer waard dan duizend excuses
Toen minister-president Kok vorige week in Stockholm, waar hij deelnam aan het holocaustcongres, gevraagd werd of zijn regering de joodse gemeenschap haar excuses zou aanbieden voor de kille en slordige wijze waarop na de oorlog het rechtsherstel van de overlevende joden is verlopen, was zijn reactie zuiver: ‘Ik zou eerder zeggen: het is te betreuren, dan: het spijt ons.’
Hij maakte dus een onderscheid tussen iets betreuren en ergens spijt over hebben. Wij kunnen iets betreuren of zelfs veroordelen waar we zelf part noch deel aan hebben gehad, bijvoorbeeld: een aardbeving die duizenden slachtoffers heeft veroorzaakt of een volkenmoord zoals in Rwanda. Spijt kunnen we daar niet over hebben, want we zijn daar niet verantwoordelijk voor. We kunnen er daarom ook geen excuses voor maken.
Is het kabinet-Kok verantwoordelijk voor wat een voorganger in de jaren '40 heeft gedaan? Nee, dat kan het op z'n hoogst veroordelen, en dan kan het daaruit de conclusie trekken dat de fout van toen geredresseerd zou worden. Maar spijt hebben? Dat kan het alleen hebben voor wat het zelf gedaan of nagelaten heeft, bijvoorbeeld voor het feit dat het niet eerder gereageerd heeft.
Maar Kok is door de pomp gegaan en heeft, na zijn terugkeer uit Stockholm, alsnog zijn spijt betuigd ‘dat de Nederlandse samenleving, soms ook de mensen die in de Nederlandse overheid werkzaam waren, te slordig zijn omgegaan met de positie van mensen die terugkeerden na de oorlog’. Met deze reculade is hij aan de wens van velen tegemoetgekomen, maar hij heeft er de zuiverheid van begripsbepaling geen dienst mee bewezen.
Onder degenen die aandrongen op het aanbieden van verontschuldigingen bevonden zich vele parlementariërs. ‘Kamer eist excuses Kok aan joden’, luidde de kop boven een bericht waarmee een krant vrijdag haar voorpagina opende. Dat is natuurlijk een politiek feit, waar de politicus Kok rekening mee heeft te houden, maar eigenlijk was die eis van de Kamer, althans van de betrokken parlementariërs, een gotspe.
Immers, zoals Kok heel juist zei: de slordigheid waarmee in 1945 en volgende jaren omgegaan is met de positie van de overlevende joden, was niet uitsluitend de verantwoordelijkheid van de toenmalige overheid, maar ook van de samenleving. Heel wat joden kunnen, voorzover ze nog leven, verhalen vertellen over de kille, soms vijandige ontvangst bij hun terugkeer, vooral van de kant van mensen die intussen hun verlaten woningen hadden betrokken of zich anderszins over hun goederen hadden ontfermd.
Kok heeft dus niet, zoals R. Naftaniël, directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), zegt, de verantwoordelijkheid een beetje op de samenleving afgeschoven, maar de feiten van toen in hun juiste maatschappelijke kader geplaatst. Ook de samenleving draagt verantwoordelijkheid. Zij kan niet aangesproken worden, maar haar eerste vertegenwoordiger, de Kamer, wèl. Daarom ligt het eerder op de weg van de Kamer dan van het kabinet om, als zij daar de behoefte toe voelt, excuses uit te spreken.
Overigens moet zij er dan zorg voor dragen dat zulke excuses niet een leeg, goedkoop gebaar blijven. De Kamer heeft er een handje van standpunten in te nemen en dan de gevolgen ervan te vergeten: ontwikkelingshulp geven en nauwelijks geïnteresseerd zijn in de besteding ervan: aandringen op het sturen van soldaten naar Srebrenica en dan, als het misloopt, het kabinet daar verantwoordelijk voor stellen, zonder eigen verantwoordelijkheid erbij te betrekken.
Het maken van excuses kan op die manier zo gemakkelijk verworden tot een afkoop van eigen slecht geweten, als het al niet een soort fopspeen wordt die de gekrenkte partij toegeworpen wordt. Ook Jörg Haider heeft zich onlangs verontschuldigd voor zijn uitspraken over het nationaal-socialisme, die ‘niet overeenstemden met de persoonlijke waarden van tolerantie en menselijkheid die de basis van mijn politiek vormen’. Is hij door dat excuus geloofwaardiger geworden? En dan was het nog een excuus voor eigen daden, en dat is altijd moeilijker dan een excuus voor de daden van anderen.
Dit alles wil natuurlijk niet zeggen dat, als ruim vijftig jaar geleden teruggekeerde joden onrecht is gedaan - al was het slechts door een te bureaucratische toepassing van de wet - dat onrecht niet ongedaan gemaakt zou moeten worden, zo dat nog mogelijk is, en dat daarvoor dan niet diep in de buidel getast zou moeten worden. Zo'n rechtsherstel is, ook als gebaar, meer waard dan duizend excuses.
NRC Handelsblad van 01-02-2000, pagina 9