Een andere dimensie
Over de motieven die bondskanselier Helmut Kohl ertoe gebracht hebben om, in strijd met de wet, gelden van anonymi aan te nemen ter spekking van de partijkas, is veel gespeculeerd. Intussen is bekend geworden dat zijn laatste minister van Binnenlandse Zaken, Manfred Kanther, in een vorige functie (minister-president van Hessen) hetzelfde heeft gedaan, maar op nog veel grotere schaal.
Hier is gesproken (11 januari) van ‘arrogantie van de macht’. Wie zestien jaar bondskanselier is geweest en 25 jaar voorzitter van zijn partij, gaat langzamerhand in eigen onmisbaarheid en onschendbaarheid geloven: alles wat hij doet, ook al is het illegaal, is per definitie in het belang van het land en daarom gerechtvaardigd.
Dat is een verschijnsel dat zich niet alleen in Duitsland voordoet. President Nixon toonde soortgelijk, aan paranoia grenzend gedrag, en president Mitterrand meende ook vaak boven de wet te staan, daarin aangemoedigd door de politieke zeden van zijn land, die wat dat betreft nogal lankmoedig zijn. Over andere landen zullen we maar zwijgen.
Maar zijn er ook specifiek Duitse motieven te noemen? Zijn er in Duitsland bepaalde omstandigheden of tradities die, hoewel de Duitsers eerder wettisch zijn, toch een verklaring kunnen geven van Kohls handelwijze? In de Frankfurter Allgemeine Zeitung (een krant die over 't algemeen Kohl steunde, maar in dit geval niet) hebben er onlangs een paar beschouwingen gestaan die aanwijzingen in die richting geven.
Op 24 januari wijst Patrick Bahners in die krant op wat hij noemt de ‘schizofrenie van de burgerlijke ziel’: de CDU, een bij uitstek burgerlijke partij, heeft de naoorlogse rechtsstaat die de Bondsrepubliek is, gesticht. Zij beschouwt de staat dus min of meer als haar eigendom, waar zij, wanneer zij aan de macht is, mee mag doen wat zij wil. Dit verklaart ook het applaus dat Kohl nog steeds - of misschien juist nu - krijgt in bijeenkomsten van notabelen, die niet van populisme verdacht kunnen worden.
Toch is dit niet helemaal een uitsluitend Duits fenomeen. Een kleine kwarteeuw geleden waren er in Nederland velen die allerlei redenen wisten aan te voeren waarom prins Bernhards laakbare optreden in de Lockheed-affaire hetzij verzwegen hetzij door de vingers gezien moest worden: hij was zo'n loyale vriend of: hij was zo goed in de oorlog geweest. Alsof het een iets met het andere te maken had.
En ook hier speelde de vrees mee voor het verval van de gevestigde orde, dat in Duitsland velen vereenzelvigden met het monument Kohl, in Nederland met de monarchie. Terwille daarvan moest 's prinsen onloochenbaar onjuist gedrag maar voor lief genomen worden. Zelfs het linkse kabinet-Den Uyl ging een eind met dat denken mee, in zoverre als de prins van strafvervolging verschoond bleef.
Voor dit soort mensen dient, aldus Bahners, het recht niet zozeer ter zelfdisciplinering, als wel teneinde anderen in toom te houden. Dit verschijnsel baart minder zorgen in Nederland dan in Duitsland, waar het Obrigkeitsdenken, van Luther af aan, steeds veel sterker is geweest dan in ons land. Daar zijn de sociaal-democraten voor de burgerij nog veelal de ‘vaterlandslose Gesellen’ waarvoor keizer Wilhelm II hen uitmaakte, en dienen zij nog als Bürgerschreck, waartegen vrijwel alle middelen geoorloofd zijn.
Er is nóg een typisch Duitse kant aan deze zaak. Daar wijst Konrad Adam in de FAZ van 26 januari op. ‘Vijftig jaar lang hadden de Duitsers, teleurgesteld in hun neiging tot leiderscultus en staatsvergoding, bescherming bij de grondwet gezocht en gevonden’, zozeer dat in Duitsland het patriottisme, dat niet kon terugvallen op de oude, gediscrediteerde symbolen, een Verfassungspatriotismus werd. En nu komt de man die langer dan wie ook het land geregeerd heeft, hun vertellen dat die grondwet voor hen, maar niet voor hem en zijn geldschieters geldt.
‘Wat kan dat anders zijn dan een maatschappijcrisis?’, luidt Adams retorische vraag. Het woord is te zwak: het is op z'n minst een crisis van de Duitse democratie. Daarom moeten de tegenstanders van de CDU er even bezorgd over zijn als die partij. Als gerespecteerde politici als Kohl en Kanther zich jarenlang schuldig hebben gemaakt aan illegale praktijken, dan keldert natuurlijk het geloof in alle politici - te meer wanneer zou blijken dat zelfs de onkreukbaar geachte bondspresident, de sociaal-democraat Johannes Rau, zich als minister-president van Rijnland-Westfalen vele gratis vliegreisjes liet welgevallen.
Als zulke dingen als bijna dagelijks in Duitsland naar buiten komen, zich in landen als Frankrijk en Italië voordoen, is de buitenwereld geneigd geamuseerd toe te kijken. Niemand acht daarom de Franse of Italiaanse democratie in gevaar. De Duitse hoeft dat ook nog niet te zijn, maar al wat in dat land gebeurt heeft, om redenen van historie en geografie, altijd een andere dimensie. Het kan niemand onverschillig zijn.
NRC Handelsblad van 28-01-2000, pagina 7