De Luddites van 1999?
‘Ramp in Seattle’, ‘De overwinning van Seattle’: twee koppen boven het hoofdartikel in twee verschillende kranten op de dag na het mislukken van de Wereldhandelsconferentie in Seattle. Twee radicaal verschillende meningen dus. Volgens de ene krant hebben de tegenstanders van de Wereldhandelsorganisatie ‘een grote stap genomen in de richting van wat sommigen hunner lijken te willen: de vervanging van een rechtsorde in de wereld door de wet van de jungle’.
Volgens de andere krant heeft in Seattle een ‘nieuwe gedachte gezegevierd: de wereld is niet te koop’. Het zijn die ‘nieuwe internationalisten’ die de ‘stem van de mondiale publieke opinie’ hebben laten horen.
Die twee kranten zijn de Financial Times en Le Monde. Ik laat het aan de lezer over te raden in welke krant welke mening verkondigd werd. Zelf zal deze rubriek zich niet wagen aan een beoordeling van de mislukking van de conferentie. Dat hebben bevoegderen elders in de krant al genoegzaam gedaan.
Toch één opmerking: kunnen we spreken van ‘de mondiale publieke opinie’, zoals een van die twee kranten deed? Daarvoor waren de demonstranten die Seattle enkele dagen onveilig maakten, toch te verscheiden van oorsprong en gezindheid? Het enige dat hen bond was dat ze tegen de Wereldhandelsconferentie waren.
Er waren boeren, vakbonden, protectionisten, nationalisten, anarchisten, geitenwollensokkendragers en andere idealisten, en ten slotte gewone relschoppers onder. En dan is het nog de vraag of de mislukking aan dit ratjetoe toegeschreven moet worden dan wel veeleer gezocht moet worden in tegenstellingen tussen de 135 deelnemers aan de conferentie zelf.
Daarmee wil niet gezegd worden dat de betekenis van het protest buiten de conferentie onderschat mag worden. Het kan inderdaad de voorbode zijn van een beweging die de mondialisatie, met de daarmee gepaard gaande liberalisatie en modernisatie, stopzet. In elk geval moet het gewaardeerd worden als een reactie op iets wat alle oude zekerheden of schijnzekerheden over de hele wereld aantast.
Elke actie roept reactie op. Het is maar de vraag of de reactie zo sterk is dat de actie niet doorzet. De hele geschiedenis van de mensheid kan in het licht van deze wisselwerking beschouwd worden. Vandaar dat de reactie in Seattle de herinnering wakker roept aan vroegere reacties van soortgelijke aard.
In het begin van de negentiende eeuw waren er in Engeland groepen van ambachtslieden die textielmachines verwoestten, omdat deze hun handwerk overbodig maakten. Ze werden de Luddites genoemd, naar hun (legendarische?) aanvoerder King Ludd. Het was het eerste protest tegen de industriële revolutie, die in Engeland een aanvang had genomen en zich weldra over heel Europa zou verspreiden.
Er waren ook meer intellectuele of ideologische reacties op dit nieuwe verschijnsel, dat oude zekerheden op losse schroeven zette. J.W.H. Oerlemans wijdde er in 1966 zijn proefschrift aan: Autoriteit en vrijheid 1800-1914: een cultuurhistorisch onderzoek naar de weerstanden tegen de industriële maatschappij.
Tegenover het egoïsme dat door de industriële revolutie werd gestimuleerd, ‘stelde men de generositeit, tegenover de rivaliteit de saamhorigheid, tegenover de ideologische twijfel een min of meer bovenaardse zekerheid.
Deze soms rijk stromende verbeeldingskracht sloeg vaak collectivistische wegen in en werd een belangrijke energiebron zowel voor het romantisch nationalisme als voor bepaalde soorten katholicisme, zowel voor het utopisch socialisme als voor een mystiek sociologisme.’ Oerlemans vat deze geheel verschillende reacties samen in het begrip ‘illusionisme’.
Voor de nationalistische reactie staan mannen als Maurice Barrès en Charles Maurras model en, in Duitsland, Houston Stewart Chamberlain en Heinrich Treitschke; voor de katholieke: J.-K. Huysmans, Charles Péguy, Paul Claudel en ook weer Maurras en, in Engeland, Hilaire Belloc en G.K. Chesterton; voor de utopisch-socialistische: August Strindberg, Emile Zola, William Morris; voor de sociologische: Ferdinand Tönnies, Georg Simmel, Léon Bourgeois.
Karl Marx kan niet gerekend worden tot de utopische socialisten. Hij aanvaardde het kapitalisme dat in de industriële revolutie ontstaan was, als een noodzakelijke doorgangsfase, en de rokende schoorstenen van die revolutie bleven lange tijd in dit socialisme symbolisch voor de vooruitgang.
Waren sommigen van de genoemden wegbereiders van fascisme en nationaal-socialisme? Van Houston Stewart Chamberlain kan dat wel gezegd worden, en van Maurras ook. De bloed-en-bodem-romantiek van het nationaal-socialisme oefende een zekere aantrekkingskracht uit op conservatieve geesten die naar een heile Welt terugverlangden, maar eenmaal aan de macht dacht Hitler er niet aan een halt toe te roepen aan de industriële en technologische vooruitgang.
Wat deze illusionisten tussen 1800 en 1914 gemeen hadden, was dat hun illusies ‘even zovele ontkenningen van het burgerlijk individualisme’ waren. ‘Men wilde de vrijheid vernietigen, zich onderschikken aan een gemeenschap, zich prijsgeven, betrokken zijn, maar men kon door de situatie waarin men leefde, geen stap buiten zichzelf doen.’ Hun reactie haalde dan ook niets uit. De industriële en technologische vooruitgang was onstuitbaar.
Nu leven we niet meer in een industriële, maar een post-industriële maatschappij: de maatschappij van het Internet, dat alle vertrouwde grenzen negeert, de wereld tot één dorp maakt en nieuwe onzekerheden schept. Zal het protest daartegen, dat zich het luidst in Seattle deed horen, die vooruitgang - het woord wordt in neutrale zin gebruikt - wèl weten op te houden? Zo ja, dan zou de wereld vervallen in talloze nationalismes en protectionismes. Zoals in de jaren '30. Alleen waarschijnlijk erger.
NRC Handelsblad van 10-12-1999, pagina 7