Door de bocht?
Veel jongeren mochten willen dat hun historische geheugen zo goed is als dat van jhr. mr. M. van der Goes van Naters, die deze maand 99 jaar oud wordt. In de krant van zaterdag 27 november heeft hij weer eens het bewijs geleverd dat zijn geest nog even alert is als toen hij, een halve eeuw geleden, een belangrijke rol speelde in de Nederlandse politiek.
In een brief aan de redactie herinnert hij, die fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer en vice-president van het Europese Parlement is geweest, eraan dat ten minste vijf landen van de Europese Unie, waaronder Nederland, nog steeds gebonden zijn aan het verdrag voor een Europese Defensiegemeenschap (EDG), dat in 1952 gesloten werd.
Weliswaar wil het spraakgebruik dat de Franse Nationale Assemblee dit verdrag, waartoe Frankrijk zelf in 1950 het initiatief genomen had, in 1954 heeft verworpen, maar dat is niet zo: de Assemblee besloot toen het niet in behandeling te nemen. Technisch bestaat het dus nog altijd of ligt het, zoals de heer Van der Goes schrijft, in een la.
Nu is er in de 45 jaar sinds dat Franse votum veel water door de Rijn gelopen. De EU omvat aanzienlijk meer leden dan de oorspronkelijke zes van de EDG. Sommigen van hen, zoals Finland, Oostenrijk en Zweden, zijn neutraal. En tussen die leden hebben zich intussen belangrijke machtsverschuivingen voltrokken, bijv. als gevolg van de Duitse hereniging. En tenslotte: de Umwelt is, na de ineenstorting van het sovjetrijk (de grote vijand van toen), geheel verschillend van die in de jaren '50.
Gewoon weer de la openen waarin de EDG al die jaren rust, zoals de heer Van der Goes oppert, is dus een te gemakkelijke oplossing voor het vraagstuk van de Europese defensie. Want dat vraagstuk bestaat nog altijd - zelfs in versterkte mate na de oorlog om Kosovo, waarin de Europese bijdrage in het niet viel vergeleken bij de Amerikaanse.
Sindsdien is er ook wel enig schot in de zaak gekomen, vooral doordat de Britten, die tot dusver altijd heel terughoudend, zo niet afwijzend, waren tegenover enigerlei Europese defensie, samen met de Fransen het initiatief voor een Europese interventiemacht van ongeveer 60.000 man hebben genomen. Duitsland en Italië hebben zich bij dit initiatief aangesloten.
Het is de bedoeling dat de EU autonoom, dus los van de NAVO, zal kunnen beslissen over het lanceren van militaire operaties in internationale crisissituaties en ter ondersteuning van haar gemeenschappelijke buitenlandse en veiligheidspolitiek. Dit plan zal voorgelegd worden aan de Europese top die eind deze week in Helsinki bijeenkomt.
Het klinkt bemoedigend, maar een echt autonoom optreden vergt ook de beschikking over eigen wapens. Het ogenblik evenwel waarop de EU kan beschikken over eigen transportvliegtuigen, satellieten, precisiewapens en al het andere materiaal van een moderne oorlog, ligt nog ver in het verschiet - al was het slechts omdat de bereidheid om daarvoor de nodige gelden uit te trekken bij de meeste landen miniem, zo niet totaal afwezig, is.
Zelfs aan een operatie als in Kosovo kan voorlopig niet gedacht worden, en dan rijst al gauw de vraag: welke kleinere crises komen dan wèl in aanmerking voor een eventueel autonoom Europees optreden, dat ook weer niet zó autonoom mag zijn dat de Amerikanen er hun handen van af zouden trekken? Want in dat geval zouden anderen zich misschien met die crisis gaan bemoeien en zou zij de Europeanen boven het hoofd kunnen gaan groeien.
De houding die de Amerikanen tegenover een Europese defensie aannemen, is dubbelzinnig. Enerzijds moedigen zij de Europese bondgenoten aan hun krachten te bundelen, maar anderzijds fronsen ze hun wenkbrauwen zodra zo'n bundeling zich maar even aftekent. Eén ding willen ze zeker niet: meegesleept worden door een crisis die zij niet van het begin af hebben kunnen beheersen.
Op het eerste gezicht lijkt dus alles te pleiten voor de afwijzende houding die de fractie van de VVD in de Tweede Kamer tot dusver heeft aangenomen tegenover plannen voor een Europese defensie, los van de NAVO. Maar dezelfde gesignaleerde omstandigheden kunnen ook tot een tegenovergestelde conclusie leiden.
De kans dat er binnen afzienbare tijd iets van die plannen terecht komt is klein - niet alleen om de genoemde redenen, maar ook omdat zij een eenheid van buitenlands- en veiligheidsbeleid vooronderstellen die in de verste verte niet bespeurbaar is. Dit zo zijnde, kan Nederland rustig aan die plannen meedoen. Het is denkbaar dat het dan nog enigszins kan remmen of bijsturen. Die mogelijkheid is er niet als er bij voorbaat nee gezegd wordt.
En wat de vrees betreft dat een Europese defensie kan leiden tot een breuk in de NAVO tussen Europeanen en Amerikanen: het feit dat Groot-Brittannië het initiatief genomen heeft voor een Europese strijdmacht, is de beste waarborg dat dit niet zal gebeuren. De Britten zullen het nooit tot zo'n breuk laten komen. Wat dat betreft, kan Nederland rustig de Britse lijn volgen.
De ministers Van Aartsen en De Grave hebben er dus verstandig aan gedaan eindelijk door de bocht te gaan. Laten we hopen dat het niet te laat is om nog enige invloed op de besluitvorming te kunnen oefenen. De Nederlandse diplomatie is weleens vaker door te lang volgehouden koppigheid tussen de stoelen komen te vallen.
NRC Handelsblad van 07-12-1999, pagina 9