Een samenloop van oorzaken
Moet er nog aan herinnerd worden dat vandaag tien jaar geleden de Muur viel? De kranten staan vol van terugblikken op de ineenstorting van het communisme, en de televisie wijdt er bijna dagelijks documentaires aan. Toch kan het nuttig zijn na te gaan wat de oorzaken zijn geweest van deze waarlijk historische gebeurtenis, die de afsluiting was van een periode, sommigen (zoals de Britse historicus Hobsbawm) zeggen: van de 20ste eeuw, die in 1914 begonnen zou zijn. Als we de val van de Muur - die geldt als metafoor voor de ineenstorting van het communisme - beschouwen als een succes (en vanuit westers en democratisch oogpunt is het een succes), dan moeten we niet vergeten dat het succes altijd vele vaders kent. Zo heeft ook de ‘val van de Muur’ vele oorzaken - vele oorzaken die elkaar meestal versterkten en tenslotte resulteerden in de gebeurtenissen van de jaren 1989/91.
Daar is in de eerste plaats het communistische systeem zelf, dat op een economische mislukking is uitgelopen en in elk geval ver achterbleef bij de prestaties van het kapitalisme. Dat laatste had zich soepel getoond en in staat tot aanpassing aan de veranderende omstandigheden; het communisme totaal niet. In de loop van de jaren '80 werd het duidelijk dat dit op den duur tot een implosie leiden moest - ook los van de invloed van externe oorzaken.
Maar zonder die externe oorzaken zou zo'n implosie nog heel lang op zich hebben laten wachten. Het voorbeeld van het vrije Westen, waar de welvaart steeds groter werd, kon niet blijvend geheim blijven voor de bevolking - zeker niet naarmate de communicatiemiddelen meer door het IJzeren Gordijn drongen en naarmate de economieën meer afhankelijk raakten van kredieten en leveranties uit het Westen.
Er voltrok zich dus een geleidelijke ondermijning van het systeem - een ondermijning die op zichzelf door het Westen niet in de eerste plaats als ondermijning bedoeld was, maar voortvloeide uit het simpele feit dat die contacten nu eenmaal krachtens hun aard niet geweerd konden worden en overigens onmisbaar waren, gezien de belabberde toestand van de economieën in het Oostblok.
Natuurlijk was er ook bewuste ondermijning, ondermijning als beleid (zoals, omgekeerd, ook het Oosten het Westen voortdurend heeft proberen te ondermijnen). Het hameren op de mensenrechten kan als zodanig beschouwd worden. Zo gaf de ook door de communistische regimes ondertekende Slotakte van Helsinki (1975) de dissidenten in Oost-Europa een wapen in handen, ook al traden de regimes zelf de in die akte vervatte plicht tot eerbiediging van de mensenrechten met de voeten. Al deze ontwikkelingen verhaastten het interne proces van communistische zelfvernietiging of, om een woord aan Karl Marx te ontlenen, versterkten de interne tegenstellingen waaraan het communisme tenslotte te gronde zou gaan. Maar niet al die ontwikkelingen waren vrij van oorlogsgevaar. De wapenwedloop heeft ook aan de val van het communisme bijgedragen.
Die wapenwedloop heeft het Westen tenslotte gewonnen, moest het Westen tenslotte winnen, omdat het economisch en technologisch sterker was. Voor de Sovjet-Unie en haar satellietstaten betekende die wedloop echter op den duur een ondraagbare last. Toen president Reagan in 1983 de bouw van een antirakettenschild (SDI) aankondigde, drong het besef door dat de Sovjet-Unie de Verenigde Staten technologisch nooit zou kunnen inhalen; dat, integendeel, de kloof steeds groter zou worden.
Die voortdurende wapenwedloop stuitte ook in West-Europa op steeds meer bezwaren. Denken wij slechts aan de massabetogingen tegen het neutronenwapen en de kruisraketten, die natuurlijk - welke ook de motieven mogen zijn geweest waardoor de betogers bezield waren - door de Sovjet-Unie als een teken van zwakte werden verwelkomd. Maar de regeringen hielden stand, en toen eenmaal besloten was die raketten te plaatsen, was dat voor de Sovjet-Unie een teken te meer dat zij het over een andere boeg moest gooien.
Zo komen we, in plaats van over ontwikkelingen, over personen te spreken, want inzicht en doorzettingsvermogen hangen af van de mensen die op het kritieke ogenblik de beslissingen moeten nemen. In het laatste decennium vóór de val van het communisme waren dat in de eerste plaats Reagan en Gorbatsjov - waarbij, voor de periode dat die val zich duidelijk aan het voltrekken was (1988/89), ook president Bush en Helmut Kohl genoemd moeten worden.
Reagan was, om het zacht uit te drukken, geen groot denker, maar aan enkele grondgedachten hield hij vast. Zo was hij ervan overtuigd dat de VS sterk genoeg waren om de Sovjet-Unie er zonder oorlog onder te krijgen. Daarom hield hij vast aan zijn SDI, dat minder ontsproten was aan zijn oorlogszuchtigheid dan juist aan zijn - als men wil: primitieve - afkeer van kernwapens. Tegelijkertijd echter had hij een - evenmin beredeneerd - gevoel voor het juiste ogenblik waarop hij concessies kon doen. Heel wat houwdegens hebben bij hem vaak hun hart vastgehouden.
Gorbatsjov moet genoemd worden omdat hij, na Chroesjtsjov (1957-1964), de eerste leider van de Sovjet-Unie was die inzag dat, als er geen einde zou komen aan de Koude Oorlog, het communistisch systeem ten dode gedoemd was. Het moest hervormd worden, en daarvoor had het een adempauze nodig. Helaas zag hij niet in dat het systeem - Koude Oorlog of niet - niet hervormbaar was. Daarom bleef zijn pogen lapwerk, maar intussen had hij, samen met Reagan, een einde aan de Koude Oorlog gemaakt.
Zeker zijn er nog talloze andere oorzaken te noemen voor de ‘val van de Muur’. De Poolse paus verdient in die rij een plaats - zeker meer dan een Thatcher of een Mitterrand. En de ‘vredesbeweging’? Zij eist een plaats op vanwege haar contacten met de dissidenten in Oost-Europa. Laten wij, wat dat betreft, het oordeel aan die dissidenten. Dat haar protesten tegen de kernbewapening de afloop van de Koude Oorlog eer vertraagd dan versneld hebben, is op z'n minst denkbaar. Die protesten versterkten immers de hoop bij de Sovjet-Unie dat het Westen het tenslotte zou opgeven.
Veel oorzaken zijn, ook na tien jaar, nog duister. (Waarom, bijvoorbeeld, heeft het Rode Leger berust in het verlies van Midden-Europa en, sterker nog, in de aansluiting van het verenigde Duitsland bij de NAVO?) Alleen al daarom is het moeilijk aan de ene oorzaak meer beslissende waarde toe te kennen dan aan de andere. Maar zonder de innerlijke zwakte van het communistische systeem zouden de andere factoren geen resultaat hebben gehad.
NRC Handelsblad van 09-11-1999, pagina 9