Waar dient een krijgsmacht voor?
Waar dient een krijgsmacht voor? Ongeveer een halve eeuw luidde het antwoord op die vraag ondubbelzinnig: voor het afschrikken, liefst in samenwerking met bondgenoten, van een vijandelijke aanval. Maar nu, na het einde van de Koude Oorlog, zo'n vijandelijke aanval, zo niet ondenkbaar, dan toch zeer onwaarschijnlijk is geworden, moet die vraag anders beantwoord worden.
In deze krant zijn daarop de afgelopen dagen twee antwoorden gegeven. Op 21 augustus waarschuwt Patrick van Schie, die verbonden is aan de liberale Teldersstichting, ertegen de krijgsmacht dienstbaar te maken aan ‘vredesoperaties’, die niet zelden op oorlog uitlopen. Beter acht hij het het ‘veiligheidsbeleid (te) laten leiden door een nuchtere analyse van de gevaren die Nederland vanuit andere delen van de wereld (kunnen gaan) bedreigen’. Hij denkt dan vooral aan zogenaamde ‘schurkenstaten’ (zoals Libië, Irak en Noord-Korea).
Drie dagen later verzet prof. Jan Zielonka zich tegen die gedachte. Waarom zouden schurkenstaten massavernietigingswapens juist tegen Nederland willen inzetten? Nee, dan zijn gewelddadige conflicten vlak buiten de grenzen van de Europese Unie een grotere realiteit. Daar kan West-Europa zich niet van isoleren, politiek noch economisch, en Nederland behoort tot West-Europa.
In beider hoofden spookt natuurlijk de oorlog om Kosovo, die gevoerd is om een conflict vlak buiten de grenzen van de EU te beteugelen. In deze actie hebben de EU en de NAVO hun eenheid, zij het maar net, kunnen bewaren. Ogenschijnlijk was die oorlog een succes voor het Westen, want de boosdoener, Servië, ontruimde tenslotte zijn eigen provincie Kosovo.
Maar kan een militaire actie werkelijk geslaagd genoemd worden als de ‘etnische zuivering’, die zij beoogde te beëindigen, plaats heeft gemaakt voor een andere ‘etnische zuivering’? Het zijn immers nu niet de Kosovaren die door de Serviërs weggezuiverd worden, maar de Servische minderheid die door de Kosovaren het leven onmogelijk wordt gemaakt. En is de economische ontwrichting van de hele Balkan - niet alleen van Servië - een prijs die deze overwinning waard was?
Ook naar de toekomst dient gekeken te worden. Het is duidelijk dat zodra de NAVO haar troepen uit Kosovo en Bosnië, waar eerder een vredesoperatie werd uitgevoerd, zou terugtrekken, de conflicten weer in alle hevigheid zouden losbarsten. Serviërs zouden dan hun kans weer schoon zien in Kosovo; Kroaten en Serviërs in Bosnië.
Maar betekent dit dat de NAVO ten eeuwigen dage troepen in beide gebieden moet handhaven? Zou dat niet uitlopen op een soort protectoraat, waarvoor de NAVO, een defensief bondgenootschap, helemaal niet geëquipeerd is? De NAVO zou dan de functie overnemen die vóór de Eerste Wereldoorlog Oostenrijk-Hongarije en Turkijke in de Balkan uitoefenden. Kan dat de bedoeling zijn?
Met andere woorden: moet het de taak van de krijgsmacht zijn permanent gestationeerd te zijn in de brandhaarden aan de grenzen van West-Europa? Dat de Verenigde Staten daar op den duur niet voor te krijgen zullen zijn, hebben de West-Europeanen wel ingezien. Daarom is de EU na Kosovo tot de conclusie gekomen dat zij zelf de mogelijkheid moet hebben om, buiten de NAVO, zulke acties te ondernemen.
Prachtig - hoewel nu de vraag moet luiden: moet de EU dan permanent in Kosovo of Bosnië gestationeerd blijven? Maar prealabel aan die vraag is een andere: zijn alle landen van de EU bereid om, teneinde zulke acties te kunnen ondernemen, hun militaire begrotingen aanzienlijk te verhogen? Zij moeten dan immers de reusachtige kloof overbruggen die gaapt tussen hun militaire uitgaven en die van de Amerikanen, zonder wie er geen acties in Bosnië en Kosovo mogelijk zouden zijn geweest.
Als die vragen ontkennend beantwoord dienen te worden, dan kan de conclusie niet anders luiden dan: houd toch op met al dat gepraat over vredesoperaties. Zeker, hun bedoelingen zijn onberispelijk (althans in eigen ogen - Russen, Chinezen en anderen denken daar anders over), maar onberispelijke motieven maken nog geen goed beleid. Ook de deugd kan wel eens op hol slaan.
Deed de deugd er verstandig aan, in Kosovo het beginsel van de nationale soevereiniteit, en van de onschendbaarheid der grenzen, te veronachtzamen, toen NAVO en EU zich door haar lieten verleiden buiten haar grenzen in te grijpen? Dat beginsel, hoe betwistbaar ook, bood tenminste enig houvast. En deed zij er verstandig aan, de taak van de NAVO, die een puur defensieve was, vrijwel ongezien te veranderen in een offensieve?
Achteraf kunnen we ons afvragen of het helemaal toeval was dat het bijna alle linkse of centrum-linkse regeringen waren die het besluit tot de oorlog om Kosovo namen (zelfs de Groenen verzetten zich er niet tegen). Links is immers altijd, meer dan rechts, voorstander van een buitenlandse politiek die gedreven wordt door morele beginselen, in tegenstelling tot een die van belangen uitgaat en compromissen zoekt (want morele beginselen dulden geen compromissen).
De oorlog om Kosovo was, wilde de NAVO haar geloofwaardigheid niet verliezen, onvermijdelijk geworden, maar dat wil niet zeggen dat er na die oorlog geen vragen gesteld kunnen worden, want herhaling van zo'n operatie lijkt alleen al om fysieke redenen onmogelijk. De oude wijsheid dat, als we niet bereid zijn onze middelen aan onze doelen aan te passen, wij onze doelen aan onze middelen moeten aanpassen, is nog altijd geldig. De krijgsmacht als voornaamste taak verdediging tegen aanvallen van Aziatische of Afrikaanse schurkenstaten te geven is misschien irreëel - die voornaamste taak te zoeken in vredesoperaties kan een uitzichtloze zaak worden.
NRC Handelsblad van 27-08-1999, pagina 7