Welkom in de wereld
Hebt u wel eens van Randy Newman gehoord? Ik niet, maar het schijnt een Amerikaanse zanger te zijn die al dertig jaar de spot drijft met de oogkleppen en zelfingenomenheid van zijn eigen landgenoten. ‘Geen wonder dat hij in Europa populairder is dan in de VS’, schrijft Steven de Foer, correspondent in Nederland van de Brusselse Standaard (3 juli), die onlangs nog enkele ‘jubelende recensies’ van zijn nieuwste cd in de, naar ik aanneem, Nederlandse pers las.
Was er maar een Nederlandse Randy Newman, verzucht De Foer. Want de Nederlandse oogkleppen en zelfingenomenheid zijn niet minder groot dan de Amerikaanse. Dat is de teneur van zijn artikel. Natuurlijk geldt de Nederlandse verwatenheid in de eerste plaats zijn eigen land, België, maar de Duitse en vooral Franse correspondenten in ons land ergeren zich even hard over ‘de ongeremd betweterige toon in de berichtgeving over hun landen’ (behalve in de ‘kwaliteitskranten’ - welke dat ook mogen zijn - een rotwoord overigens).
De Foer geeft enkele voorbeelden van die Nederlandse betweterigheid, en zelfs al zou hij hierin tot niet helemaal juiste interpretaties van de Nederlandse geaardheid komen - wat ik overigens niet geloof - dan is het toch wel eens heilzaam kennis te nemen van het beeld dat anderen van ons hebben. Het beeld dat wij zelf van ons hebben, klopt daar zelden mee (maar dat is met alle volken het geval - behalve misschien het Belgische?).
Welnu dan: ‘Toen (tijdens de Tour de France van verleden jaar) het schandaal rond Festina uitbrak, juichten de Nederlandse media de dopingbestrijders toe als witte ridders. Maar toen de TVM-ploeg van Jeroen Blijlevens betrokken raakte en ploegleider Cees Priem de cel invloog, maakten ze een bocht van 180 graden.
Het hele Franse justitiële apparaat werd door sportjournalisten op een drafje “doorgelicht” en afgekraakt. Een beschamend vertoon, met als hoogtepunt de suggestie - in zichzelf serieus noemende kranten - dat het om een georkestreerde actie tegen de Nederlandse drugsstaat ging.’
‘De naïviteit waarmee dit land’ - namelijk Nederland - ‘vastklampt aan zijn eigenbeeld van moraliteit en onkreukbaarheid schreeuwt om venijnige spotzucht’, maar ‘geen columnist of cabaretier - waaraan nochtans geen gebrek in Nederland - die zijn vingers hieraan wilde branden.’ Ook Freek de Jonge kijkt wel uit: een liedje over die Nederlandse eigengerechtigheid ‘zou alleen bij in Nederland wonende buitenlanders aanslaan’.
Ander voorbeeld: onlangs was er ‘het bericht dat een lobbyist van de Amerikaanse helikopterfabrikant Sikorsky vertrouwelijke documenten van defensie in zijn bezit had. De media reageerden als een maagd op een oneerbaar voorstel. Mensen die druk uitoefenen op de overheid om contracten voor een bedrijf in de wacht te slepen? Dat is toch niet netjes? En lopen die rond in de Tweede Kamer?’
En toen Netwerk kortgeleden meldde dat KPN Telecom onder tafel betaald zou hebben voor een aanbesteding in Tsjechië, reageerde een geschokt Kamerlid met de - door De Foer vrij weergegeven - woorden: ‘Zoiets kán gewoon niet in Nederland. En als het kan, dan mág het niet kunnen. In andere landen vinden ze dat normaal, maar Nederland heeft een hogere moraliteit in stand te houden.’
Ook minister-president Kok betoont zich weer een echte Nederlander. Toen officier van justitie Teeven de corruptie binnen het overheidsapparaat aankaartte, was Koks reactie daarop, in De Foers ogen, weer kenmerkend: hij reageerde ‘er lacherig en “uiterst verbaasd” op, hij gelooft niet in “Italiaanse toestanden”’.
Nu, ik kan De Foer verzekeren dat die laatste uitdrukking een vooruitgang betekent, vergeleken met vroeger. Toen zou Kok van ‘Belgische toestanden’ gesproken hebben. Onze hovaardij verschuift blijkbaar naar de periferie, maar al te ver zuidwaarts mag zij niet komen, want dan komen we aan de Derde Wereld, en die is heilig. Zou overigens Koks opmerking over ‘Italiaanse toestanden’ Romano Prodi ter ore zijn gekomen en zou Bolkestein het daaraan te danken hebben dat deze hem een minder belangrijke plaats in de Europese Commissie heeft gegeven dan de Nederlandse kranten hem voorbarig hadden toegedicht? Een Italiaan heeft die belangrijke plaats gekregen - tot Koks verdriet.
Laatste voorbeeld: ‘Het onderzoekswerk van de commissie-Kalsbeek, die onthulde dat met de hulp van corrupte ambtenaren’ - die er blijkbaar dan toch zijn - ‘15.000 kilo cocaïne het land in werd gesmokkeld, stuitte aanvankelijk ook op groot scepticisme. Slechts schoorvoetend, overdonderd door harde aanwijzingen, wilden parlement en minister van Justitie dit geloven.’
‘Welkom in de wereld’, zei onlangs een Belg toen enkele Nederlandse collega's in een gesprek zich ontsteld toonden over het aantal affaires dat de laatste jaren in de Nederlandse openbaarheid was gekomen. Nu is de naïviteit die uit deze ontsteltenis spreekt, één - nogal vertederend - ding. Een ander is het recht op zedenmeesterij jegens anderen dat aan dit naïeve zelfbeeld wordt ontleend.
De Belgen, voor wie De Foer schrijft, biedt het beeld dat hij van de Nederlanders schildert, helemaal niets nieuws. Ze kennen die Nederlandse betweterigheid en zedenmeesterij vanouds. Het doel van dit stukje is, ook Nederlanders met dit beeld te laten kennismaken. En ook wel om aan te tonen dat niet alle columnisten huiveren er hun vingers aan te branden.
NRC Handelsblad van 13-07-1999, pagina 7