De heilige Veronica?
Paus Jan Paul II bezoekt op het ogenblik voor de achtste maal sinds zijn troonsbestijging in 1978 zijn vaderland, Polen. Deze keer heeft hij ook Torun (Duits: Thorn) bezocht, de geboorteplaats van de grote sterrenkundige Nikolaus Copernicus (eigenlijk: Koppernigk - ook Duits?), die, in strijd met de kerkelijke leer, betoogde dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt van het heelal was.
Het boek waarin hij deze stelling verdedigde, was al in 1507 in hoofdzaak klaar, maar Copernicus kon er pas in 1543, het jaar van zijn dood, toe besluiten het uit te geven - zozeer vreesde hij de pauselijke banvloek. Terecht was hij bang, want in 1616 werd zijn werk op de Index geplaatst. Wat zou er met hem zijn gebeurd als hij was blijven leven? Galileo Galilei werd gedwongen Copernicus' leer, die hij aanhing, af te zweren.
Nu heeft de tegenwoordige paus in 1992 de vergissingen van de kerk in de zaak tegen Galilei erkend en toegeschreven aan een ‘tragisch wederzijds gebrek aan begrip’ tussen geloof en wetenschap. In Torun zei hij nogmaals die tegenstelling te betreuren, die ‘onherstelbare schade heeft aangericht, niet alleen aan de godsdienst maar ook aan de cultuur.’
De kerkelijke molens malen kennelijk langzaam: 73 jaar tussen verschijning en verbanning van Copernicus' boek (een ban die na 141 jaar werd opgeheven), en 359 jaar tussen Galilei's veroordeling en de erkenning dat zij op een vergissing berustte. Maar ja, een instituut dat zegt eeuwige waarheden te verkondigen, kan moeilijk een van die waarheden van de ene dag op de andere herroepen zonder twijfel te zaaien omtrent de eeuwigheid van die andere waarheden.
De rooms-katholieke kerk in Nederland lijkt zich sneller aan te passen aan de geest des tijds. De viering van Jezus' tweeduizendste geboortedag wordt voorbereid met posters, folders, vlaggen, stickers en ballonnen, zo lees ik in de Haagsche Courant. De posters tonen drie personen met, in grote letters, de uitspraak: ‘Ik geloof’.
En waarin geloven zij? Dat staat er in kleinere letters bij. Niet in de onfeilbaarheid van de paus, niet in de onbevlekte ontvangenis, niet in de leer der transsubstantiatie (die voor zoveel rumoer bij het huwelijk van prins Maurits met Marilène van den Broek zorgde), niet in het celibaat van priesters, niet in het verbod op anticonceptiemiddelen, euthanasie en abortus.
Nee, ze spreken ‘eigentijdse credo's’ uit. En hoe luiden die? ‘Ik geloof, dus ook in de toekomst’, ‘Ik geloof, dus ook in elkaar’, ‘Ik geloof, dus ik kom in actie’. En dat noemt het bisschoppelijk comité 2000, dat de viering van Jezus' verjaardag voorbereidt, ‘geloofsverdieping’!
De eeuwenoude geloofswaarheden van de kerk worden dus verdoezeld (niet herroepen!), en ervoor in de plaats komen volstrekt zinledige kreten, waarvan de bisschoppen kennelijk denken dat ze zullen aanslaan bij een hedendaags publiek. Want wat betekent precies: ‘Ik geloof in elkaar’? (Het is slecht Nederlands bovendien.) En waarvoor komt de jongeman op de poster in actie? En wat houdt geloof in de toekomst precies in? Het is, om in bijbelse termen te spreken, ‘schallend koper’ en ‘rinkelende cimbaal’ - ja, wàs het dat nog maar!
De rooms-katholieke kerk probeert, om nu in ‘eigentijdse termen’ te spreken, popi te doen. Denkt ze werkelijk dat ze daarmee zieltjes zal winnen of mensen tot geloof zal oproepen? Over de inhoud van dat geloof wordt immers niets gezegd? Dat zou de mensen maar afschrikken, hebben de verzinners van die actie blijkbaar gedacht. Zelden heeft een kerk haar waardigheid zo te grabbel gegooid.
Tot nog toe waren het vooral protestantse kerken die, door zich aan te sluiten bij wereldse zaken, bij de tijd probeerden te zijn; maar dat waren tenminste nog zaken die concreet waren en zelfs een zekere ideële ondergrond hadden, zoals het verzet tegen de kernwapens. (Of ze daarmee de kerken voller hebben gekregen, is een andere vraag.)
In die vereenzelviging met wereldse zaken zijn ze, naar eigen erkentenis, vaak te ver gegaan. In 1990 erkende wijlen ds. W.R. van der Zee, toen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland, dat ‘we wel eens te veel gericht waren op de dingen van de dag. Daar zijn politieke partijen voor en ook de onschatbaar waardevolle actiegroepen.’
Maar de reclameteksten waarmee de rooms-katholieke kerk nu de aandacht probeert te trekken, missen alle concreetheid, en als ze een ideële ondergrond hebben, is die niet te ontdekken. In hun holheid doen ze denken aan de leus van Veronica van een jaar of twintig geleden: ‘Je bent jong en je wilt wat.’ Maar wat je precies wilde werd niet aangeduid. Zeker hetzelfde reclamebureau in de arm genomen.
Die teksten doen nog aan iets anders denken, en wel aan uitspraken uit de Amerikaanse geschiedenis. President Eisenhower zei eens: ‘America makes no sense without a deeply held faith in God, and I don't care what it is.’ Met andere woorden: als je maar gelooft in God (zelfs zo'n geloof durven de rooms-katholieke posters niet te propageren), en wat die God precies van je vergt of aan je geeft, maakt niets uit.
Nu was Eisenhower een eenvoudige man, zonder veel diepgang, maar ook zonder pose. Zijn minister van Buitenlandse Zaken, John Foster Dulles, was een ander geval. Hij was zeer actief in de presbyteriaanse kerk (en een van de voormannen in de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Amsterdam 1948). Van zo iemand zou je een minder oppervlakkige uitspraak verwachten.
Maar nee, op een zeker ogenblik bekeerde zijn zoon zich tot het rooms-katholicisme. Hij werd zelfs jezuïet. Dulles' reactie daarop was: ‘Ik ben erg blij dat mijn zoon zijn geloof gevonden heeft.’ Kon het Dulles dan helemaal niet schelen welk geloof die zoon gevonden had? Is elk geloof dan even goed? Toen de Franse (protestantse) theoloog Jacques Ellul gelezen had wat Dulles' reactie was geweest, schreef hij zoiets als: Geloof in wat? In the American way of life? In de Islam? In de veelwijverij? In de ijskast? (In het communisme zeker niet, want Dulles was fanatiek anticommunist).
Zo'n antwoord kunnen we ook geven op de posters-, folders-, vlaggen-, stickers- en ballonnenactie van de rooms-katholieke kerk. Het is het zoveelste teken van de zelfamerikanisering van de Nederlandse cultuur.
NRC Handelsblad van 11-06-1999, pagina 7