Moreel gerechtvaardigd, maar...
John Keegan, op dit ogenblik wel de bekendste Britse krijgskundige, heeft publiekelijk bekend dat hij het bij het verkeerde eind had gehad. Hij had het NAVO-besluit om een grondoffensief in Kosovo uit te sluiten en alleen op bombardementen uit de lucht te vertrouwen, scherp veroordeeld, maar nu Miloševic de door de bemiddelaars Tsjernomyrdin en Ahtisaari overgebrachte voorwaarden op alle punten heeft aanvaard, heeft hij zijn ongelijk erkend.
Die erkenning is ruiterlijk, maar komt wel een beetje vroeg. We weten nog niet welke spaken Miloševic nog in voorraad heeft om in wielen te steken - Le Monde had een aardige cartoon waarop je de twee bemiddelaars tegen Miloševic ziet zeggen: ‘Als we het goed begrepen hebben, aanvaardt u alles onvoorwaardelijk?’, waarop deze antwoordt: ‘Ja, maar...’ - en bovendien is ook nog onbekend wat hem per slot van rekening tot capitulatie heeft gebracht.
Maar voorlopig kunnen we met de afloop van de actie tegen Servië blij zijn, al lijkt zij nauwelijks voor herhaling vatbaar - ook tegen Servië zelf, mocht dit weer eens zijn belofte schenden. In elk geval zal de actie nog lange tijd onderwerp van politieke en militair-strategische discussies uitmaken. Er zullen wel andere conclusies uit getrokken worden dan dat de landen van de NAVO weer tot de orde van de dag kunnen terugkeren.
Maar ook de morele aspecten van de actie zullen lange tijd in discussie blijven. Zij is immers begonnen, niet om militair-strategische, maar om morele redenen: teneinde de Kosovaren te redden van etnische zuivering door de Serviërs. Het is om die redenen dat de grote meerderheid van ‘links’ in Europa, dat over 't algemeen eerder pacifistisch, althans antimilitaristisch is, zich achter de actie kon scharen.
Over die morele aspecten kunnen al dadelijk een paar dingen gezegd worden. De morele rechtvaardiging van de actie tegen Servië bleef tot het eind bestaan, maar zij raakte wèl steeds meer uitgehold. Niet door de wapens waarmee de actie werd uitgevoerd; ook niet doordat er zo nu en dan onschuldigen door werden getroffen, want dat is onvermijdelijk in een oorlog. Nee, de morele rechtvaardiging werd steeds moeilijker te handhaven als gevolg van twee andere omstandigheden.
In de eerste plaats bleek al heel spoedig na het begin van de actie tegen Servië dat het lot van de Kosovaren, die zij ten doel had te hulp te komen, er niet door werd verzacht, maar eerder verergerd. In elk geval ging de etnische zuivering van Kosovo, gepaard aan het nodige moorden en verkrachten, gewoon door, zo zij er niet door verhaast werd. Wat dat betreft, had de militaire actie dus een averechts effect. Wat blijft er dan in de praktijk van de morele rechtvaardiging over?
In de tweede plaats - en dat is misschien wel de oorzaak van dat falen - bleek de morele rechtvaardiging wèl voldoende om anderen te doden, maar niet om zelf gedood te worden. Immers, van tevoren werd luid verkondigd dat er geen grondtroepen in de oorlog tegen Servië zouden worden geworpen, en dat standpunt werd tot het einde gehandhaafd. Wat is dat voor moraal, die weigert risico's te nemen?
Zeker, er zijn voldoende verklaringen voor deze gang van zaken te geven: het door vrijwel iedereen gedeelde geloof dat de combinatie van overmacht in de lucht en precisiewapens snel het gewenste resultaat zou bereiken; de zekerheid dat het gebruik van grondtroepen zou stuiten op verzet bij een publiek dat dan geconfronteerd zou worden met de onvermijdelijke lijsten van gesneuvelden en vermisten en zich dan zou afvragen of het sop de kool wel waard was. Dit alles versterkt slechts de conclusie dat, als er van moraal sprake was, die wel erg goedkoop aan het worden was.
Maar werd die moraal dan niet versterkt door de vervolging van Miloševic en andere Serviërs, waartoe de officier van justitie bij het Haagse tribunaal tegen oorlogsmisdadigers, een orgaan van de VN, was overgegaan? Bevestigde die niet dat de actie tegen Servië ten diepste een morele actie was? Misschien, maar daarmee is nog niet bewezen dat die moraal niet goedkoop en, wat de Kosovaren betreft, ineffectief was.
Als de morele rechtvaardiging van de oorlog tegen Servië steeds meer rafels begon te vertonen, was er dan een andere rechtvaardiging? Bood de Realpolitik er misschien een? Die zou er eerder voor gepleit hebben de Balkanvolkeren in hun eigen sop te laten gaarkoken. Bismarck, de Realpolitiker bij uitstek, heeft eens gezegd dat een oorlog in de Balkan hem niet ‘die gesunden Knochen eines einzigen pommerschen Musketiers’ waard was.
Het pure eigenbelang had ook tot andere conclusies kunnen leiden. Bijvoorbeeld dat, als het Westen niet in de chaos van het voormalige Joegoslavië zou ingrijpen, er een reusachtige stroom van vluchtelingen naar West-Europa op gang zou komen. Nu, die leek er toch te komen, nu het eigenlijke doel van de actie - de Kosovaren van etnische zuivering te redden - mislukt was, en dat bleek al heel gauw.
De enige echt overtuigende rechtvaardiging die langzamerhand nog overbleef, was dat, bij een stopzetting van de actie onverrichter zake of bij een akkoord dat Miloševic halverwege tegemoet zou komen, de NAVO haar geloofwaardigheid zou verliezen, zo ze niet uiteen zou vallen. Ook dat gevaar doemde al heel gauw op, namelijk zodra bleek dat de luchtoorlog niet het verwachte snelle effect had. Dit motief is respectabel, maar heeft met moraal weinig te maken.
In laatste aanleg zullen degenen die waarde hechten aan moraal in de politiek, de vraag onder ogen moeten zien of een om morele redenen begonnen oorlog noodzakelijkerwijs minder onheil aanricht dan elke andere en, zo neen, of hij dan, ondanks zijn morele motief, nog moreel genoemd kan worden.
Dat is een vraag die we niet alleen aan onszelf, verwende welvaartskinderen die geen centje pijn hebben geleden, moeten stellen, maar ook aan de Kosovaren, de Montenegrijnen, de Macedoniërs, de Bulgaren en de Roemenen. Van de Serviërs weten we het antwoord al.
NRC Handelsblad van 08-06-1999, pagina 7