Clintons schuld
Vrijwel alle presidenten van de Verenigde Staten hebben zich, tijdens hun ambtsperiode, in gedachten beziggehouden met de reputatie die zij in de geschiedschrijving zouden genieten. Het schijnt dat president Clinton, die een ijverig lezer is van biografieën van zijn voorgangers, daar bijzonder veel waarde aan hecht.
Welnu, het is wel zeker dat hij de geschiedenis zal ingaan als de tweede president van de Verenigde Staten tegen wie een afzettingsprocedure in gang gezet is geweest. Hij zal op bijzondere prestaties moeten kunnen bogen om deze smet te doen vergeten. Misschien geven de komende twee jaren van zijn presidentschap hem daartoe nog de kans, maar dat is twijfelachtig.
Dat is te meer twijfelachtig wegens zijn karakterzwakheden die aan de oorsprong van die procedure liggen - al is hij zelf daar niet over gegaan. Hij zal in elk geval herinnerd blijven als de president die - om het kies te zeggen - zijn handen niet heeft kunnen afhouden van een 22-jarige ondergeschikte. Zelfs van degenen met wie hij in die laatste twee jaar van zijn ambtsperiode te maken zal hebben, zullen weinigen zich los kunnen maken van die gedachte.
Het merkwaardige is dat hij, in de ruim twaalf maanden dat het schandaal heeft geduurd, zich daar zelf zo weinig zorgen over leek te maken. Lange tijd schiep hij de indruk alsof de zaak voor hem afgelopen was nadat hij er zijn - overigens min of meer afgedwongen - excuses over had gemaakt. Waarom er verder over zeuren?
En misschien vond hij ook werkelijk dat hem weinig te verwijten was. De schrijver Gore Vidal, evenals Clinton een zuiderling, zei onlangs dat in het zuiden van de Verenigde Staten de opvatting heerst dat er geen sprake is van een seksuele relatie zolang er geen penetratie heeft plaatsgevonden. Zo bezien, zou Clinton oprecht kunnen zijn geweest toen hij voor de televisie met klem verzekerde geen seksuele relatie met Monica Lewinsky te hebben gehad.
Maar, zoals gezegd, daar ging de afzettingsprocedure die vrijdag tot haar eind is gekomen, formeel niet over. Daarin was de vraag aan de orde of de president met zijn ontkenningen meineed had gepleegd en of hij de rechtsgang had belemmerd en, zo ja, of dat dan als ‘high crimes and misdemeanors’ kan gelden, die volgens de Grondwet een afzetting rechtvaardigen. Voor dat oordeel bleek in de Senaat de nodige meerderheid niet te vinden.
Daarmee heeft het recht zijn loop gehad. Maar de zaak heeft ook, zo niet in de eerste plaats, een politiek aspect. De uitspraak van de Senaat heeft Clintons beschuldigers een nederlaag bezorgd, en dus Clinton een overwinning. Maar zo simpel is het niet. De vraag is of Clintons handelingsbekwaamheid al dan niet schade heeft opgelopen door deze zaak. Of dat zo is zal spoedig blijken - in en buiten de Verenigde Staten.
Dan is er nog het morele aspect. De vraag of de man Clinton immoreel gehandeld heeft, gaat niemand iets aan. Maar de president Clinton? De gedachte blijft onverdraaglijk dat bij daden waarvoor de eerste de beste sergeant of het eerste het beste schoolhoofd de laan wordt uitgestuurd, de president van de Verenigde Staten, opperbevelhebber van de strijdkrachten, vrijuit gaat. Dat is met twee maten meten.
En het voorbeeld dat daarmee wordt gegeven? Ieder jongetje dat op een leugen betrapt wordt, kan er zich nu op beroepen dat de president van de Verenigde Staten ook gelogen heeft en er geen straf voor heeft gekregen. Zeker, ook conservatieve politici hebben dit argument gehanteerd, maar daardoor is het nog niet ongeldig.
Trouwens, niet alleen conservatieven denken daar zo over. Het is opmerkelijk dat vele - ook progressieve - Democraten hun onschuldigverklaring hebben doen vergezellen van een uitspraak die een fel moreel requisitoir tegen hun partijgenoot Clinton inhield. Rechtens achtten ze hem onschuldig, moreel niet. Om slechts één zo'n uitspraak te citeren, die van senator Dianne Feinstein (zeker niet conservatief): ‘Ik praat president Clintons gedrag niet goed. Ik verdedig en accepteer het niet. De president heeft immoreel gehandeld, hij heeft roekeloos gehandeld, hij heeft schandelijk gehandeld. Hij heeft willens en wetens het Amerikaanse volk, de leden van zijn kabinet en het rechterlijk stelsel misleid. Door dit te doen heeft hij het ambt van de president en, vooral, zichzelf te schande gemaakt en onteerd.’
Het is dus niet alleen de uiterst rechtse vleugel van de Republikeinen die daar zo over denkt. Die mag de hele zaak tegen Clinton aan de gang gebracht hebben, maar dat op zichzelf verschoont hem nog niet. Sterker: als hij niet zo dom, onverantwoordelijk en roekeloos gehandeld zou hebben, zouden die rechtse extremisten geen handvat hebben gehad voor hun actie. Hijzelf heeft dus de zaak ontketend.
Het Britse weekblad The Economist van deze week zegt het aldus: ‘Wanneer Amerikanen terugblikken op Clintons presidentschap, zullen ze veel indrukwekkends zien: een economie in bloei, een begroting in evenwicht, hervorming van het sociale stelsel, hardnekkige pogingen vrede in Noord-Ierland en het Midden-Oosten te bereiken.
Maar alles is bezoedeld door dingen die nooit hadden mogen gebeuren: de seksuele wellust van de president en zijn toevlucht tot leugens. Van Clinton kan gezegd worden: op de een of andere duistere manier scheen hij nooit het gewicht van het ambt dat hij inhield, te voelen of te begrijpen; en van die zorgeloosheid, die verspilling van zijn eigen gezag zijn alle andere excessen gekomen die Amerika heeft gezien.’
Maar we hoeven The Economist niet eens te citeren. President Clinton zei het zelf nadat hij vrijdag het oordeel van de Senaat had gehoord: ‘Ik betreur diep dat wat ik gezegd en gedaan heb deze gebeurtenissen hebben ontketend en dat deze een grote last op het Congres en het Amerikaanse volk hebben gelegd.’ Hij neemt dus zelf de schuld van ‘deze gebeurtenissen’ op zich. Of hij dit mea culpa heeft uitgesproken omdat hij het werkelijk meende dan wel omdat hij voelde dat het van hem verwacht werd - die twijfel roept hij altijd op - doet er niet toe: de oerschuld ligt bij hem, en hij erkent het.
NRC Handelsblad van 16-02-1999, pagina 9