Averechtse gevolgen
Wat moet je met een vijand doen, wanneer je geen oorlog tegen hem wilt voeren? Dan moet je proberen hem te ondermijnen. Culturele contacten zijn daarvoor een uitstekend middel. Dat besef drong tijdens de Koude Oorlog langzamerhand door in het Westen. Het bleek dat vooral de jeugd in de communistische landen gevoelig was voor allerlei verlokkingen uit het Westen. Waarom daar geen gebruik van maken? Niet uit liefheid, maar als instrument in de Koude Oorlog.
Merkwaardig genoeg werd tezelfdertijd ten opzichte van het Zuid-Afrika van de apartheid een omgekeerd beleid gevoerd. Ook culturele contacten met dat land werden taboe verklaard. In 1981 zegde het centrum-rechtse kabinet-Van Agt, met een VVD'er als minister van Buitenlandse Zaken, het culturele verdrag met Zuid-Afrika op. Een deur waardoor Westerse ideeen naar binnen konden sluipen, werd dichtgegooid.
Daar zat dus iets inconsequents in zo'n beleid. De enige verklaring ervan kan zijn dat men bang was voor een eventuele oorlog met de Sovjet-Unie - een angst die men jegens Zuid-Afrika niet koesterde, want wat er ook van dat land gezegd kon worden, niet dat het ons bedreigde. Tegenover Zuid-Afrika konden we de ‘moed’ tonen die we tegenover de Sovjet-Unie niet hadden. Integendeel: daar moesten we, volgens velen juist lief voor zijn.
Dat juist Nederland de culturele deur naar Zuid-Afrika dichtgooide, was helemaal ongerijmd. Door de taalverwantschap had het toegang tot het deel van de bevolking dat juist ondermijnd diende te worden. Maar niet alleen de Boeren zijn, via die taalverwantschap, in beginsel, bereikbaar; dat is ook de gekleurde bevolking die, net als de zwarte, slachtoffer van de apartheid was, maar wier taal eveneens het van het Nederlands afgeleide Afrikaans is. Die kwamen door de boycot helemaal in de kou te staan, maar zelfs van hun bestaan wisten (en weten) in Nederland maar weinigen. Het is of blank of zwart.
Hoe averechts ja als een boemerang, die culturele boycot, juist wat Nederland betreft gewerkt heeft, blijkt uit een interview in de Volkskrant met de Zuid-Afrikaanse schrijfster Riana Scheepers (4 december). Sinds de culturele boycot hebben de Zuid-Afrikanen die Nederlands kunnen lezen nauwelijks de Nederlandse literatuur meer kunnen volgen.
‘We hebben jullie kunnen bijhouden tot Lucebert en Jan Wolkers, die nog altijd mijn lieffie is. Die boycot was een grote fout, het heeft ons zowel als jullie verarmd. Geen politieke overheid, geen machtsoverheid mag schrijvers een taboe opleggen. Het kunstenaarschap is groter dan enige politieke structuur. De belangstelling voor de Nederlandse literatuur vroeger onze voedingsbodem, is drastisch afgenomen.’ Hoe stond de Volkskrant destijds tegenover die boycot?
In het septembernummer Filter, tijdschrift voor vertalen en vertaalwetenschap, werkt een andere Zuid-Afrikaan, Daniel Hugo, radiomedewerker en vertaler, nader uit wat de gevolgen van de culturele boycot zijn geweest.
‘Hoewel er nog steeds aan alle universiteiten colleges over Nederlandse letterkunde werden gegeven, begon de taal in Zuid-Afrika in snel tempo terrein te verliezen. Regelmatige academische contacten en uitwisselingsprogramma's kwamen min of meer tot een einde. De spirituele wisselwerking tussen Zuid-Afrika en de Lage Landen ging grotendeels ten onder in de strijd. Het Nederlands werd voor Afrikaanssprekenden meer en meer een vreemde taal.
‘Daar staat tegenover dat er in de jaren dat Zuid-Afrika geboycot werd, nooit een tekort is geweest aan lectuur televisieprogramma's, films en muziek uit de Verenigde Staten. De gemiddelde Zuid-Afrikaan begon dientengevolge een steeds grotere onverschilligheid te ontwikkelen ten aanzien van de gedachtenwereld en levenswijze van de inwoners van de Lage Landen.
‘Maar weinig Zuid-Afrikaanse studenten kregen in de jaren van de boycot de kans om in Nederland en Vlaanderen te studeren. In reactie hierop begonnen veel jonge Afrikaner academici andere denkrichtingen en mogelijkheden in de bredere Europese, Britse en Amerikaanse context te verkennen.
Het proces van verengelsing van de Zuid-Afrikaanse samenleving is ongetwijfeld door de Nederlandse culturele boycot versneld. [...] De behoefte aan het Nederlands is nu eigenlijk al grotendeels verloren gegaan. [...]
‘De op de academische markt gerichte Nederlandstalige reeks “Literatuur van die Lae Lande” [...] is inmiddels ook gestaakt vanwege het teruglopende aantal studenten dat nog kiest voor een cursus Nederlandse letterkunde. Als gevolg van de culturele boycot vertoonde de reeks opvallende hiaten: moderne auteurs zoals Louis Paul Boon, Harry Mulisch Jan Wolkers, J. Bernlef, Monika van Paemel, Connie Palmen, Cees Nooteboom ontbreken bijvoorbeeld.’
In 1996, na de val van het apartheidsbewind, zijn er nieuwe culturele verdragen met Nederland en Vlaanderen gesloten, maar ‘zelfs het feit dat Zuid-Afrikaanse vertalers nu weer kunnen profiteren van de flinke subsidies voor vertaalwerk die in Nederland en Vlaanderen beschikbaar zijn, is voor de uitgevers niet genoeg aansporing om vertaalde boeken het onbarmhartige Zuid-Afrikaanse licht te doen zien’.
Dit zijn de gevolgen van de culturele boycot, die, goed bedoeld, van een onbeschrijfelijke kortzichtigheid, dus domheid, getuigde - een van de domheden waarin de jaren '60, waarvan de geest lang heeft geduurd (nog in de jaren '80 verklaarde het gemeentebestuur van Amsterdam de schrijver W.F. Hermans tot persona non grata, omdat hij in Zuid-Afrika was geweest), uitmuntten.
Maar degenen die verantwoordelijk waren voor die domheden, werden even zo rustig minister, burgemeester en hoogleraar. Dat komt doordat in Nederland de mensen minder op hun intelligentie dan op hun intentie afgerekend worden.
NRC Handelsblad van 08-12-1998, pagina 7