Roman hagois
In het Leids Studentencorps, dat, wat er ook verder van gezegd kan worden, niet uitmuntte door eerbied voor de adel, werd in de jaren dertig (en misschien ook eerder) wel eens, op de wijs van een aria uit de een of andere opera, een lied aangeheven waarvan de eerste regels luidden: ‘Generaal Van Everdingen zit op de WC te zingen: Sixma baron van Heemstra...’ Hoe het verder ging weet ik niet meer.
Oorsprong en betekenis van dat lied waren (en zijn) mij ook onbekend. Ik vermoed dat het een lied was uit een groenentoneel uit vroeger jaren, waarin, zoals wel meer gebeurde, de spot werd gedreven met Utrecht, waar een Van Heemstra misschien rector van het corps was geweest. Betekenis: een of ander schandaal, waarin een generaal Van Everdingen en Sixma baron van Heemstra betrokken waren geweest?
Hoe dit ook zij: het is ongetwijfeld onbillijk, maar sindsdien associeer ik, telkens wanneer ik de naam Sixma baron van Heemstra zie of hoor, die met dat lied. Nu wil het geval dat ik onlangs in Het Parool een interview las met een Sixma baron van Heemstra, en die bleek de auteur te zijn van een chronique scandaleuse, getiteld Roman hagois.
Dat wil zeggen: in het boek zelf wordt Homme Eernstma als auteur genoemd, maar dat blijkt het pseudoniem te zijn van dr. Feyo Schelto Sixma baron van Heemstra (geb. 1916), die in Heerenveen woont. Hij is blijkbaar een echte Fries, want het boek is uitgegeven bij de Koperative Utjowerij in Boalsert (f35,-), met steun van de provincie Friesland, en het woord vooraf, merkwaardig genoeg Avertissement getiteld, is in het Fries en voor een niet-Fries dus maar gedeeltelijk begrijpelijk.
De ondertitel luidt: ‘Autobiographie de la comtesse Johanna Arnolda Bernardina Schimmelpenninck 1889-1971, douairière Cornelis Schelto baron van Heemstra 1942-1971’. De in deze ondertitel genoemden zijn de ouders van de oude heer in Heerenveen, die kunsthistoricus is.
Ondanks deze ondertitel is het boek zelf in het Nederlands geschreven, zij het zwaar gelardeerd met passages in het Duits en het Frans. Is het een echte autobiografie? De auteur zegt in het interview: ‘Ik heb het boek een jaar of wat geleden geschreven. [...] Het is gebaseerd op wat mijn moeder me heeft verteld en vooral op wat zij heeft opgeschreven. En op de dagboeken van mijn vader.’
Wie was die vader? Die was, na een carrière in de militaire inlichtingendienst, particulier secretaris van koningin-moeder Emma en na haar dood in 1934 particulier secretaris van koningin Wilhelmina, tot haar vertrek naar Engeland in 1940. Een positie dus die hem de mogelijkheid gaf veel te vertellen over wat er op het hof gebeurde - wat hij dan ook tegenover zijn vrouw deed.
Dat maakt het boek nog geen betrouwbare bron van geschiedenis. Niet alleen verkeert de lezer in de onzekerheid wat, in die ‘autobiografie’, opgetekend is uit wat de zoon zich herinnert van de verhalen van zijn moeder, wat uit de geschreven herinneringen van de moeder zelf, en wat uit de meest directe bron: de dagboeken van zijn vader, maar ook zijn herinneringen zelf, en zeker herinneringen van herinneringen, een notoir kwestieuze bron. Dagboeken zijn trouwens ook niet altijd betrouwbaar.
Dat wil niet zeggen dat de concoctie van Homme Eernstma (F.S. Sixma baron van Heemstra) niet een interessante kijk geeft op de sfeer van koningin Wilhelmina's hof in de jaren dertig en van het vooroorlogse leven van de adel, althans van een bepaald deel van de adel, meer oude landadel dan regentenadel (hoewel de moeder zelf van jonge adel is: de Schimmelpennincks - wel te onderscheiden van de Schimmelpennincks van der Oye - zijn pas in 1834 in de adelstand verheven). Het was een wereld die, zo is de indruk, volstrekt gescheiden leefde van de maatschappij (behalve personeel, boeren en pachters). Voor zover zij ook het leven aan het hof bepaalde - de koningin was bijna uitsluitend omringd door mensen uit die adel - was ook het hof van die maatschappij gescheiden.
Dat is welbekend, bijvoorbeeld uit Wilhelmina's eigen boek Eenzaam maar niet alleen, maar dit boek versterkt nog die indruk. Opmerkelijk is ook dat vrijwel de enige buitenlandse contacten die het echtpaar Sixma van Heemstra heeft, Duitse (natuurlijk Duitse adel) zijn, terwijl de man, volgens zijn vrouw ‘foudroyant anti-Duits’ is . Een Fransman of een Brit komt er niet in voor. Was dat typisch voor die kringen?
Een teken van de Weltfremdheit van Van Heemstra is dat hij het in zijn hoofd haalde dat de ‘geesteszieke’ Hitler vervangen moest worden door zijn minister van Landbouw, Walter Darré, wiens ‘anti-industriële instelling’ Van Heemstra sympathiek was. Om de stemming voor dit plan te polsen ging hij in juli 1938 naar Duitsland, maar de gewezen inlichtingenofficier kwam niet verder dan het kasteel Mooyland bij Kleef, welks bewoner, de (Duitse) diplomaat baron Steengracht, zich wijselijk niet liet zien. Terug dus naar Nederland.
Waarom is dit boek een chronique scandaleuse? Omdat het vol is met roddels over het adellijke Nederland (van toen). Eén gaat terug tot 1848, toen koning Willem II per ongeluk doodgeschoten zou zijn door zijn dronken zoon en opvolger. In de meeste schandalen figureert Wilhelmina's vertrouweling oud-commissaris van politie Van 't Sant, wie zelfs verscheidene moorden in de schoenen worden geschoven.
Op die Van 't Sant, die inderdaad een duistere figuur was, waren de Van Heemstra's bijzonder gebeten. Hem verwijten zij dat hij Van Heemstra uit Wilhelmina's gunst verdrongen zou hebben. Tussen 1937 en 1940 behield zij hem als haar particulier secretaris, maar richtte zij al die tijd geen woord tot hem. Zelfs op de dag van haar vertrek naar Engeland (mei 1940) vertelde zij hem met geen woord over haar voornemen. Van 't Sant nam ze mee.
Ook van Wilhelmina's kuren in die dagen - Van Heemstra noemde ze ‘Romanovtinka's’, naar haar grootmoeder Anna Paulovna - was ook al het nodige bekend, onder andere uit de in 1986 uitgegeven brieven van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken De Graeff aan zijn vriend Van Limburg Stirum (‘Voor u persoonlijk’).
In dat wereldje leefde mevrouw Van Heemstra weer in een geheel eigen wereldje. ‘Zoals in mijn hele huwelijksleven draaide ik ook op die laatste avond egocentrisch rond in mijn eigen afgeschermde bestaan’, schrijft ze (of laat haar zoon haar schrijven) over de vooravond van de dood van haar man (1942). Daarna verwijt zij zichzelf voortdurend dat ze hem niet genoeg tot steun is geweest. Op de dag van zijn begrafenis kwam overigens de Gestapo om hem te halen.
Het boek is meer curieus dan interessant. Dat komt vooral doordat de hoofdfiguren niet erg interessant zijn, misschien zelfs nogal dom. Maar ondanks alle reserves die het oproept, is het toch een merkwaardig document over een wereld die na de terugkeer van Wilhelmina uit Engeland onherroepelijk voorbij was.
Ten slotte: waarom de titel Roman hagois? Het Hagois was, zoals we weten uit het boekje Het dialect van de adel van Agnies Pauw van Wieldrecht (1986), het soort Frans dat de Haagse adel onder elkaar sprak. Ondertussen mocht ik willen dat mijn Frans zo goed was als het Hagois van Cornelis Schelto Sixma baron van Heemstra en zijn vrouw.
NRC Handelsblad van 04-09-1998, pagina 7