Objectieve bondgenoten
‘De zachte krachten zullen zeker winnen in 't eind’, zo hoorde Henriëtte Roland Holst-van der Schalk het als een ‘innig fluistren’ in zich. Helaas, sindsdien heeft dit ‘zeekre weten’ van de dichteres geen bevestiging gevonden. De eeuw in welker begin zij deze beroemde regel dichtte, is misschien wel de gewelddadigste van de geschiedenis geweest. Zo ziet het er aan het einde ervan naar uit.
En het houdt niet op. Even leek het alsof in de Balkan, waar het geweld bijzonder hevig heeft gewoed, er een figuur was opgestaan die die toekomstvisie zou waarmaken: Ibrahim Rugova, tweemaal in onofficiële verkiezingen gekozen tot president van de door niemand erkende republiek Kosovo, was voorstander van geweldloos verzet van de Albanese bevolking tegen de Servische overheersing.
Dat kwam het Westen goed uit: zolang die Albanezen, die 90 procent van de bevolking van Kosovo uitmaken, het bij lijdelijk verzet lieten, hoefde het zich niet al te druk te maken. Het kon blijven bij lippendienst aan het streven van de Kosovaren naar autonomie binnen het Servisch staatsverband - een autonomie die Miloševic zelf hun in 1989 ontnomen had.
Miloševic zelf kwam het ook goed uit: hij kon, nadat zijn troepen weer eens bijzonder hardhandig opgetreden waren - zo hardhandig dat het Westen wel moest protesteren -, beloven Rugova te ontmoeten. Dat gebeurde ook. De televisie toonde overal beelden van hun vriendschappelijke handdruk. En daarna begon het Servische geweld opnieuw.
Wat daarna gebeurde was onvermijdelijk. Rugova, de geweldloze, verloor aan steun bij eigen bevolking, en het Kosovaarse bevrijdingsleger, dat zich gewapenderhand verzet tegen de Serviërs, kreeg steeds meer aanhang. Dit neemt geen genoegen meer met autonomie, maar eist volledige onafhankelijkheid - niet alleen voor Kosovo, maar ook voor de gebieden in Macedonië en Montenegro waar Albanese meerderheden leven.
Daarmee zijn de Kosovaren plotseling lastig voor het Westen geworden. Zij dwingen het nu immers tot handelen, terwijl het dacht te kunnen volstaan met een beroep op Miloševic' redelijkheid, zo nu en dan kracht bij gezet door dreiging met luchtaanvallen. Met deze combinatie was hij immers ook in Bosnië tot rede gebracht en had hij de Bosnische Serviërs grotendeels laten vallen.
De arme Rugova dreigt daardoor steeds meer tussen de wielen te raken. Vorige maand nog verklaarden de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie dat hij hun uitverkoren gesprekspartner was, maar deze maand was zijn naam verdwenen uit de besluiten die zij over Kosovo namen. Alleen hun voorzitter, de Oostenrijker Schüssel, noemde hem nog mondeling als mogelijke gesprekspartner.
De Europese ministers riepen de Kosovaren op het onderling eens te worden. Dat is wel de eerste voorwaarde voor een gesprek, maar behalve Rugova, wiens invloed aan het afkalven is, schijnt er niemand in Kosovo te zijn wiens geloofsbrieven enigszins betrouwbaar zijn. De Amerikanen hebben onlangs wel in Genève met een zegsman van het bevrijdingsleger gesproken, maar ook van hem is onbekend wat hij eigenlijk vertegenwoordigt.
Dat bevrijdingsleger voelt zich langzamerhand sterk genoeg om aan te kondigen dat het binnenkort de strijd, die tot dusver hoofdzakelijk in de bergen woedde, naar de steden over te brengen. Daar zal de nodige propaganda en grootspraak bij zitten - een poging de stad Orahovac te houden is deze week mislukt - maar àls de Kosovaren met één onderhandelingspartner tevoorschijn willen komen, zal er eerst een onderlinge machtsstrijd uitgestreden moeten worden, en daar is verovering van de macht in de steden inderdaad voor nodig.
De Serviërs daarentegen hebben er belang bij, de strijd in Kosovo beperkt te houden, ook plaatselijk. Waarschijnlijk zouden zij, als ze wilden, heel Kosovo op de knieën kunnen krijgen, maar dat zou tot zo'n bloedbad en vluchtelingenstroom leiden, dat het Westen dan wel zou moeten ingrijpen.
Dat wil het Westen helemaal niet. Bovendien jaagt het vooruitzicht van één Kosovo waarvan de machthebbers annexatie van delen van Macedonië en Montenegro, en tenslotte de vorming van een Groot-Albanië, nastreven, het de stuipen op het lijf, want dan zou de oorlog pas goed uitbreken en niet beperkt blijven tot een krachtmeting tussen Servië en een opstandige provincie. Objectief zijn het Westen en Miloševic dus bondgenoten.
Als Miloševic dat inzag, zou hij morgen de Kosovaren herstel van de autonomie aanbieden. Maar waarschijnlijk zou dat te weinig en te laat zijn.
NRC Handelsblad van 24-07-1998, pagina 7