Kelindum in China
Iedere commentator, althans: iedere onafhankelijke commentator, zal het wel eens meegemaakt hebben: de ene dag kritiseer je iemand, en enige tijd later vind je aanleiding hem te prijzen. Strijk en zet krijg je dan in je omgeving te horen: vond je dat je de eerste keer te ver was gegaan? Of: ben je zoete broodjes aan het bakken? Of opmerkingen van die strekking. Voor sommigen is het blijkbaar moeilijk aan te nemen dat een commentator niet op de man speelt.
The Wall Street Journal, een van de felste critici van president Clinton, zal dan ook wel uit lezerskring uitingen van verbazing, zo niet kritiek, te horen hebben gekregen dat zij, in een hoofdartikel vorige week, de president heeft geprezen om zijn optreden tijdens zijn bezoek aan China - een bezoek dat de WSJ hem had afgeraden.
De open en ontspannen manier waarom Kelindum (zoals de Chinezen zijn naam uitspreken) in zijn discussies met president Jiang Zemin en met studenten in Peking - beide ook door de Chinese televisie uitgezonden - vragen beantwoordde en, waar nodig, ook kritiek op het gastland uitoefende, was inderdaad opmerkelijk. Dat op zichzelf moet al voor vele Chinezen, die hun eigen leiders haast nooit anders te zien krijgen dan op heel verre afstand, een openbaring zijn geweest. Het kan blijkbaar ook anders.
Onweerstaanbaar doet dit optreden aan de toespraak denken die president Reagan, in 1988 in Moskou op bezoek, voor de Russische studenten hield. Ook toen een ontspannen, hier en daar geestige verdediging van de waarden waarvoor hij stond. Een heel verschil met de houten taal die de Sovjet-burgers van hùn leiders te horen kregen. Bij de studenten gingen Reagans woorden erin als koek.
Evenals de Wall Street Journal in haar commentaar, vergeleek Willem van Kemenade vanuit Shanghai, afgelopen zaterdag op de Opiniepagina, Clinton met Reagan: ‘Net als Reagan is Clinton een groot communicator, die reflexmatig de juiste toon wist te vinden.’ En hij voegt er deze overweging aan toe: ‘Zijn spontane televisiedebat met president Jiang over onder meer mensenrechten, democratie en Tibet was historisch en zal vrijwel zeker een mijlpaal blijken te zijn in het aarzelende liberale getij dat zich opnieuw in China aan het ontvouwen is.’
Historisch - als we dat veel misbruikte woord hier toch mogen gebruiken - historisch was het zeker, maar zal het ook het liberale getij in China verder helpen? De vergelijking met tien jaar geleden dringt zich weer op. Ook Reagans bezoek aan Moskou viel op een ogenblik dat de Sovjet-Unie onder Gorbatsjov aan het ‘liberaliseren’ was. Vanaf de afstand van die tien jaar kunnen we nu rustig constateren dat Reagan, in Europa veelal als een tweederangs acteur gehoond, machtig heeft bijgedragen aan het proces dat heeft geleid tot het einde van de verkramping die Koude Oorlog heette. Zijn toespraak tot de Moskouse studenten was daar onderdeel van.
Zal het in China ook zo gaan? Zeker, ook daar heerst een communistisch, dus totalitair regime, maar dan houdt de vergelijking met wijlen de Sovjet-Unie zo ongeveer op. De cultuur en de samenleving zijn geheel anders. Zo zal ook de ontvangst van de Amerikaanse boodschap door de bevolking anders zijn. We hoeven daar het confucianisme niet eens bij te halen om dat te kunnen aannemen.
In de Financial Times van zaterdag wordt door twee schrijvers gewaarschuwd voor ‘een fundamenteel misverstand tussen percepties: de Chinezen vinden de bereidheid van de Amerikanen tot voortdurende verandering en aanpassing aan nieuwe omstandigheden, door zich elke dag opnieuw “uit te vinden”, oppervlakkig. Voor de Amerikanen is het het wezen van hun kracht.’
Oppervlakkig - hoe vaak hebben we die uitdrukking niet in Europa gehoord wanneer het om Amerikanen en hun cultuur ging! Hoewel dat culturele anti-amerikanisme nu minder lijkt te zijn dan vroeger, bestaat het nog wel degelijk - vooral in Frankrijk. De Amerikaanse en Europese culturen hebben niettemin meer gemeen met elkaar dan een hunner met de Chinese heeft. Dus als tussen Europa en Amerika al dat ‘misverstand tussen percepties’ bestaat, hoeveel te meer dan niet tussen China en Amerika?
Ook los van dat ‘misverstand’ kan het zijn dat Clintons bezoek de Chinese leiders aan het schrikken heeft gemaakt en juist zal verleiden tot scherper optreden tegen dissidentisme. Maar te oordelen naar Jiang Zemins eveneens ontspannen gedrag tijdens zijn televisiedebat met Clinton - hij leek er zo nu en dan zelfs plezier in te hebben - zal dat zo'n vaart niet lopen. Maar hij zal wel, evenals Gorbatsjov in zijn tijd, rekening hebben te houden met diehards en dogmatici.
Objectief gezien - dus onafhankelijk van culturele of ideologische percepties - hebben China en de Verenigde Staten elkaar nodig, in de eerste plaats om te voorkomen dat het eerste land nu ook door de Aziatische crisis wordt meegesleept. Als dat zou gebeuren, zou een wereldcrisis nauwelijks te voorkomen zijn. Het is dus een Amerikaans belang dat de ontwikkelingen in China beheersbaar blijven.
Dat betekent dat ook de Verenigde Staten belang hebben bij stabiliteit in China. Stabiliteit - dat is het begrip waarop Jiang Zemin in het debat altijd de nadruk legde tegenover de vrijheid die Clinton propageerde. (Ook andere, niet-communistische leiders in Oost-Azië doen dat, bijvoorbeeld oud-premier Lee Kuan Yew van Singapore.) Daarop had Clinton het juiste antwoord: er is geen stabiliteit mogelijk zonder vrijheid.
Wil China mee opgestoten worden in de vaart der volkeren, dan is die vrijheid op den duur sowieso onvermijdelijk, al was het alleen maar omdat de wereldomspannende informatie-economie, waar een zich moderniserend China toe wil behoren, die vrijheid als voorwaarde en als gevolg heeft. Ook dat bracht Clinton de Chinezen onder ogen.
Al is het te vroeg een balans op te maken van Clintons bezoek, toch kan nu al gezegd worden dat hij er wijs aan gedaan heeft de langetermijnbelangen - ook die van de vrijheid - voorrang te geven boven de hedendaagse zorgen of zelfs verontwaardiging over de stand van de mensenrechten in China.
NRC Handelsblad van 07-07-1998, pagina 7