Een kritiek die iets losmaakt
Eind vorige maand is minister Van Mierlo even in Wenen geweest. Hij heeft bij die gelegenheid Oostenrijks neutraliteitspolitiek gehekeld. Die kritiek is niet binnenskamers gebleven, want onze correspondent vermeldt haar woordelijk in de krant van 28 maart.
Die openlijke kritiek van een gast op zijn gastheer is vrij ongebruikelijk, maar in dit geval heeft zij het voordeel dat eens nagedacht kan worden over de zin van neutraliteit en van haar tegendeel, bondgenootschappelijkheid, in de tijd van de Koude Oorlog. Daarom is het nuttig Van Mierlo's kritiek zoals door de correspondent weergegeven nog eens te herhalen:
‘Mijn standpunt is: neutraliteit is geen antwoord. Met het vasthouden aan de neutraliteit houd je ook vast aan het oude blokdenken, en daar moeten we juist van af. Als je ervan uitgaat dat de oude kampen niet meer bestaan, wat heeft neutraliteit dan voor zin? Zo bekeken is neutraliteit helemaal niet neutraal.’ Teineinde dit aan te tonen vertelde Van Mierlo wat de Oostenrijkse reactie was geweest toen de Kamercommissie voor defensie werd uitgenodigd voor een bezoek aan het hoofdkwartier van de NAVO: ‘Dat hebben de Oostenrijkers verontwaardigd van de hand gewezen! Door zo krampachtig aan de neutraliteit vast te houden, blijven ze de rest van de wereld aan hun verleden herinneren. Het buitenland heeft helemaal niet de neiging Oostenrijk daar nog op aan te kijken, maar zelf vestigen ze er daarmee wel de aandacht op.’
Weinig diplomatieke taal, maar wel interessant. Maar niet alleen interessant om wat Van Mierlo zei, maar misschien ook om wat hij niet zei, ja om wat hij met deze woorden, wellicht onbewust, losmaakte. Immers, als het waar is dat je met het vasthouden aan de neutraliteit ook vasthoudt aan het oude blokdenken, dan geldt dit net zo goed voor het vasthouden aan het bondgenootschap.
Met andere woorden: Van Mierlo's verwijt aan Oostenrijk kan net zo goed omgedraaid worden: door zo krampachtig aan het bondgenootschap vast te houden, blijven we de rest van de wereld aan ons verleden herinneren. Zo zal Van Mierlo het zeker niet bedoeld hebben, maar zijn redenering leidt wel tot die logische conclusie.
Althans: dat doet zij zolang Van Mierlo niet aangeeft wat nu, na het einde van de Koude Oorlog, wel de bestaansreden van de NAVO is. Als we, zoals hij zegt, nu juist af moeten van het oude blokdenken, wat moet daarvoor in de plaats komen? En past de NAVO nog wel in het nieuwe denken dat in de plaats van het oude blokdenken moet komen? Die vragen maakt hij los met zijn opmerking over Oostenrijks neutraliteit.
In de praktijk heeft de nieuwe NAVO, met name in ex-Joegoslavie, taken verricht die eigenlijk de VN of de Europese Unie hadden moeten verrichten, maar waartoe deze organisaties niet in staat waren. Waarom was de NAVO daartoe wel in staat? Omdat de Verenigde Staten het nodig vonden dat die taken verricht werden en daarvoor de NAVO als instrument konden gebruiken. Ergo: de NAVO ontleent haar reden van bestaan aan de Amerikaanse bereidheid in te grijpen.
Daar is op zichzelf helemaal geen bezwaar tegen - in ex-Joegoslavie heeft, integendeel, die Amerikaanse bereidheid een voorlopige vrede bewerkstelligd - maar het is een feitelijke toestand die zich moeilijk in verdragsteksten laat vastleggen. Immers, deze toestand laat de Verenigde Staten de volledige vrijheid te beslissen of ze al dan niet zullen ingrijpen, is dus in wezen onzeker.
Het is dus wel te begrijpen dat een land als Oostenrijk zijn neutraliteit, in 1955 bij Staatsverdrag aan het land opgelegd, niet een twee drie wil verruilen voor een bondgenootschap waarvan de waarde in wezen afhangt van de stemming van een bondgenoot. Dit is te begrijpelijker omdat Oostenrijk, net zoals de andere neutrale landen in Europa, profiteert van de actieve Amerikaanse aanwezigheid in Europa zonder zijn neutraliteit daarvoor te hoeven opgeven. Heroisch is het niet, begrijpelijk wel.
Maar in hoevere verschilt de huidige toestand zoals hier geschetst, van de situatie in de Koude Oorlog? Toen was de NAVO toch ook volkomen afhankelijk van de Amerikaanse bereidheid in te grijpen wanneer dat nodig was? Ja, maar toen was er in feite slechts een tegenstander met wie rekening moest worden gehouden, de Sovjet-Unie, die zowel door Amerikanen als Europeanen als een potentiele bedreiging van hun veiligheid werd beschouwd. Nu is het beeld, als u wilt: het vijandbeeld, veel diffuser geworden en de Amerikaanse bereidheid in te grijpen navenant onzekerder.
In feite is de NAVO allengs veranderd van bolwerk tegen een eventuele aanval van buiten tot een politieagent die op eigen erf optreedt tegen rustverstoorders. Dat is een nuttige functie, maar wel een geheel andere dan die van voor het einde van de Koude Oorlog. Omdat die functieverandering zich bijna ongemerkt heeft voltrokken, is het nog niet tot iedereen doorgedrongen dat de Amerikaanse solidariteit - om niet te spreken van leiding - minder vanzelfsprekend is geworden.
Overigens geldt de nieuwe bestaansreden van de NAVO - die van politieagent op eigen erf - alleen voor de tegenwoordige leden. De nieuwe leden in Midden-Europa, en a fortiori de nog oostelijker gelegen aspiranten, zien de bestaansreden van de NAVO nog wel degelijk in de bescherming die zij hun biedt tegen een gevaar van buiten: Rusland. Deze verschillen in inzicht in de bestaansreden van de NAVO zullen de organisatie waarschijnlijk steeds meer onder druk zetten.
Dit alles is geen reden afscheid te nemen van de NAVO. Het betere is de vijand van het goede. Maar er is wel reden na te denken over de functie van het bondgenootschap (of een bondgenootschap) in de wereld van vandaag. Daartoe heeft Van Mierlo met zijn kritiek op de Oostenrijkse neutraliteit een, waarschijnlijk onbedoelde, aanzet gegeven.
NRC Handelsblad van 17-04-1998, pagina opinie 7