Borrelpraat
‘Waar visie ontbreekt komt het volk om’. Het schijnt dat deze uitspraak van Den Uyl is. Dat is goed mogelijk, want onlangs hoorde ik de uyliaan Van Kemenade, minister van Onderwijs in Den Uyls enige kabinet (1973-1977), deze woorden als uitsmijter van een rede gebruiken.
Op mij maken ze niet de minste indruk. De uitdrukking is volstrekt zinledig. Eerst wil ik namelijk weten wat die visie inhoudt, Hitler en Stalin hadden ook een visie, voor mij is dat geen aanbeveling. Ja, als gevolg van hun visie zijn heel wat mensen omgekomen. Dat wel.
Ja, maar - zo heb ik horen zeggen - die uitspraak is aan de bijbel ontleend. Niet dat dit indruk op mij maakte, maar mijn nieuwsgierigheid was wel gewekt. Maar ook mijn wantrouwen, want visie is een weinig bijbels woord. Na enig speurwerk en met wat pastorale hulp vond ik drie teksten die er een beetje op lijken: ‘Als beleid ontbreekt, komt het volk ten val’ (Spreuken 11:14) en: ‘Indien openbaring ontbreekt, verwildert het volk’ (Spreuken 29:18). Ook zinledig zonder nadere precisering. (De derde tekst komt later).
Enigszins tot mijn verrassing blijkt de schrijver Adriaan van Dis te behoren tot het soort mensen dat genoegen neemt met het enkele woord visie en anderen, die volgens hem geen visie hebben, om die reden kapittelt. In de Volkskrant van vorige zaterdag verweet hij in een vers, dat de helft van de opiniepagina besloeg, premier Kok geen visie te hebben. Bij nader toezien bleek dat hij Kok verweet niet zijn - Van Dis' - visie te hebben.
En wat is die visie van Van Dis? De kloof tussen arm en rijk dichten, vrede en veiligheid afdwingen, de arrogantie van de macht beperken, grenzen aan de groei stellen, de zakenlui onder druk zetten. Allemaal heel mooi, maar lege woorden zolang hij er niet bij zegt - en dat doet hij niet - hoe de minister-president van Nederland, niet het machtigste land ter wereld of zelfs in Europa, dat kan bereiken.
Lege woorden dus, maar zelf heeft hij de gotspe de politicus ‘de loze inhoud van zijn zinnen’ te verwijten. Ja, hij ontpopt zich als volleerde demagoog wanneer hij beweert: ‘De Kamerleden stikken in hun leugen’ (let wel: de Kamerleden. Deze antiparlementaire taal hoor je meestal van extreem rechts.
Kok moet in het internationaal beraad op de tafel slaan, vrede afdwingen. Waar deed me die tot niets verplichtende tinnegieterij aan denken? Aan de borrelpraat die vijftig jaar geleden opsteeg uit rechtse kring: Nederland moest Soekarno een lesje leren, de Veiligheidsraad tarten enzovoort. We kennen de afloop, maar nu horen we eens linkse borrelpraat.
Dit gedicht van Van Dis was de ouverture voor een debat dat de maandag daarop in Amsterdam plaatsvond tussen Kok en Van Dis, het slotdebat in de serie Hollandse vergezichten, die telkens een politicus tegenover een denker plaatste. Nu, als de ‘denkers’ allen van het kaliber-Van Dis waren, kunnen die debatten onmogelijk een hoog peil hebben gehaald. Van Dis in elk geval is geen denker, maar een voeler.
In dat debat, waarover de dagbladen uitvoerig hebben bericht, bleek Van Dis zijn kruit al grotendeels in zijn gedicht te hebben verschoten. In elk geval stuitten zijn projectielen af op Koks onverstoorbaarheid. Twee procent minder groei, zoals Van Dis voorstelde? ‘Onzin’, antwoordde Kok. Het is niet alleen naief, het is gevaarlijk.
Een ecotax in Europa voorstellen, desnoods met de vuist op tafel? ‘Spanje ziet ons al aankomen.’ Bovendien: ‘Wat heb je eraan bedrijven weg te jagen?’ De wapenexport naar arme landen verbieden? De Europese partners zouden zeggen: ‘Dat is mooi gezegd, en laten we nu weer overgaan tot de orde van de dag.’
Na wat Van Dis over de Kamerleden heeft gezegd, komt het als een verrassing wanneer hij plotseling eist: ‘Ik wil fatsoen en respect. Stoppen voor een rood licht.’ Nu, dat moet hij nodig in Amsterdam zeggen! Kok vindt hij wel een fatsoenlijk man, maar: ‘Ik mis het elan.’ Weer zo'n zinledig woord. Dat is dan een van onze bekendste schrijvers.
Het einde is ronduit karakterloos (het synoniem dat Van Dale geeft voor het woord dat ik eigenlijk had willen gebruiken, maar dat past niet op deze pagina): ‘Ik stem waarschijnlijk wel op u.’ Na alles wat hij gedicht en gezegd had, had je verwacht dat hij op z'n minst op de SP of GroenLinks zou stemmen. Wat Jan Marijnissen woensdag op deze pagina schreef moet hem uit het hart gegrepen zijn. Laat hij eens uitleggen waarom hij toch op Kok gaat stemmen. Maar helaas, kennis van de politiek is niet zijn sterkste punt. ‘Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis’ (Hosea 4:6).
Blindgangers zijn het dus die hij afgeschoten heeft. Blindgangers van iemand die de jaren '60 niet is ontgroeid. De derde regel van zijn gedicht klinkt al zo nostalgisch: ‘Pleidooi dat oproept tot verbeeldingskracht.’ In de Parijse mei 1968 stond op de muren: ‘De verbeelding aan de macht!’ Het is een beetje zielig na dertig jaar een man met grijs haar zo'n leus te horen herhalen.
Van Dis zegt het niet, maar in feite wil hij Den Uyl en zijn bevlogenheid terug. Ook al zo nostalgisch. En waar is het kabinet-Den Uyl op uitgelopen? Tussen 1977 en 1989 was de PvdA - met een onderbreking van acht maanden - uitgesloten van de macht. Toegegeven: dat was minder aan Den Uyl zelf toe te schrijven dan aan het gebrek aan realiteitszin van zijn partij. Realiteitszin is voor Van Dis waarschijnlijk een vies woord. Hij bedrinkt zich liever aan woorden.
En Kok? Hij mag dan minder bevlogen zijn dan Den Uyl en dan Van Dis graag zag, maar dat betekent niet dat hij, al loopt hij er niet mee te koop, geen visie heeft: ‘Mijn droom is dat we in Nederland weer de gemeenschapszin voelen waar Nederland in het verleden zo sterk in was. Mijn droom is dat normen en waarden die we vaak niet meer durven te benoemen, weer terugkeren.’ Bolkestein probeert al jaren deze visie aan zijn partij te verkopen, maar dat diskwalificeert haar niet. Ze heeft in elk geval inhoud.
NRC Handelsblad van 03-04-1998, pagina opinie 7