De herijking herijkt
Wat was ook weer de bedoeling van de ‘herijkings’-procedure die het ministerie van Buitenlandse Zaken een paar jaar geleden heeft gelanceerd? Dat Nederlands internationale beleid beter gecoördineerd zou worden. Dat was nodig, omdat heel wat ministeries er een eigen internationaal beleid op na houden. Meer eenheid in het totale beleid, voorzover dat zich tot het buitenland richt, was het doel. Buitenlandse Zaken zou als coördinator optreden.
Tot zover geen bezwaar. Integendeel: lof. Maar wil de herijking aan haar doel beantwoorden dan moet er toch eerst wel aan een paar voorwaarden voldaan worden. In de allereerste plaats: dat het beleid van het ministerie van Buitenlandse Zaken zèlf gecoördineerd is. Daar was tot dusver geen sprake van. De minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Ontwikkelingssamenwerking, die bij hem huist, voeren ieder een eigen koers.
Dat is niet pas het geval sinds het aantreden van het kabinet-Kok. Twintig jaar en langer geleden leefden de twee ministers in hetzelfde huis al langs elkaar heen. Zelfs aan de gemeenschappelijke Memories van Toelichting op de begroting was die afwezigheid van coördinatie af te lezen. Er werd zelden een poging gedaan om, al was het alleen maar declaratoir, beide ‘beleiden’ onder één conceptuele hoed te brengen.
Dat was ook niet gemakkelijk zolang Pronk minister van Ontwikkelingssamenwerking was - en dat is hij van de afgelopen 25 jaar bijna vijftien jaar geweest. Want Pronk is niet alleen een gedrevene, maar ook iemand die zijn idealen in concreet beleid weet te vertalen en bovendien een straffe organisator is. Zijn huisgenoot moet van heel goeden huize zijn om daar tegenop te kunnen. Zowel intern als extern werd er wel aan getwijfeld of Van Mierlo daartoe de eigenschappen bezat. Heeft die herijking nu iets tot stand gebracht? Ja, er zijn een paar belangrijke organisaties voltrokken. Zo zijn er ambtenaren van andere ministeries op BZ gedetacheerd, en zijn afdelingen van het klassieke BZ en van Ontwikkelingssamenwerking die zich op dezelfde regio's richtten, in elkaar geschoven. Dat is winst, al zal niet iedere betrokken ambtenaar er blij mee zijn - maar dat is het geval bij elke fusie.
Belangrijker echter is de vraag of ook de twee beleidsmakers naar elkaar toegegroeid zijn, of ze uitgaan van eenzelfde conceptie, platter gezegd: of ze elkaar niet meer voor de voeten lopen. Nu, daarover kunnen we heel wat minder gerust zijn. In een dubbelinterview voor het blad Internationale Samenwerking, een orgaan van Pronks ministerie, hebben beide heren, overigens in vriendschappelijke stemming, er geen geheim van gemaakt dat er nog heel wat schort aan hun samenwerking, ja dat er irritaties over en weer zijn.
Dat twee ministers niet altijd koek en ei met elkaar zijn, is bekend. Soms dringt daar ook wel iets van naar de buitenwereld door. Maar dat twee ministers er samen breeduit voor gaan zitten om voor het publiek hun meningsverschillen te etaleren, is nog nooit gebeurd. Het buitenland - het terrein van beide ministers - moet wel de indruk van een kras dilettantisme hebben gekregen en, voorzover het zèlf behoud van eenheid van beleid, althans naar buiten toe, als opperste noodzaak ziet, met stomheid geslagen zijn.
Nu zal in het provinciale Nederland wel weer gezegd worden: moet kunnen. Per slot van rekening vond ook minister Borst, toen zij de staatsrechtelijke oerzonde beging de fractie van D66 op te roepen zich te verzetten tegen een kabinetsbesluit waar ze zelf verantwoordelijk voor was, verdedigers in Van Mierlo en Terlouw, die sprak van een ludieke actie. Zoiets blijft, mogen we tenminste hopen, nog binnen de grenzen, maar reken maar dat, wanneer op Buitenlandse Zaken twee ministers hun meningsverschillen uitstallen, het buitenland dit ijverig noteert.
Hoe het ook zij - het is nu wel duidelijk dat aan de eerste voorwaarde voor een succes van de herijkingsprocedure: dat er op het ministerie van BZ zèlf eenheid van beleid is, niet voldaan is. Organisatorische verschuivingen en andere maatregelen kunnen, al zijn ze nog zo nodig, dit vitium originis niet verdoezelen. Sterker: zolang het bestaat, zullen die maatregelen op den duur niet het gewenste effect hebben.
Dit is zeker iets wat bij de aanstaande kabinetsformatie geregeld zou moeten worden. Minister-president Kok benadrukte vorige zondag, naar aanleiding van dit dubbelinterview, dat de minister van Buitenlandse Zaken, dus nu nog Van Mierlo, op zijn ministerie ‘de baas’ is en ‘niemand anders’. Als hij straks de opdracht zou krijgen opnieuw een kabinet te formeren, krijgt hij kans de mogelijkheden te scheppen dat de minister van Buitenlandse Zaken ook werkelijk baas in eigen huis wordt. Aan Bolkestein zal het, als hij met de eer gaat strijken, niet liggen.
Alsof hij het erom doet, heeft Pronk op diezelfde zondag nog eens olie op het vuur gegooid door zijn uitspraken over de ‘Soeharto-kliek’, die ‘voor geen cent te vertrouwen’ is. Vermoedelijk zal Van Mierlo het inhoudelijk niet met Pronks woorden oneens zijn - hoewel, je weet nooit: de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken vertrouwt hij, heeft hij eens gezegd, zoals hij Den Uyl vertrouwde - maar daar gaat het niet om.
Waar het om gaat is dat Pronk weer op eigen houtje buitenlands beleid is gaan voeren, en nog wel in bewoordingen die geen enkele regering waartoe ze gericht zijn, kan dulden. Nederland heeft nog belangen in Indonesië. Moeten die zomaar op het spel gezet worden terwille van de verbale zelfbevrediging van één minister?
NRC Handelsblad van 06-03-1998, pagina 7