Chaos als normale toestand
Diegenen die veertig jaar lang met de Koude Oorlog hadden geleefd, kwam de tijd die daarna kwam, de tijd dus waarin wij nu nog leven, chaotisch voor. Immers, de Koude Oorlog had, met zijn scherpe tweedeling tussen West en Oost (voor velen: goed en kwaad), voor een zekere orde gezorgd - ook voor hen die streefden naar het einde van die oorlog.
Toen dat doel omstreeks 1989 bereikt was, waren velen in Oost en West, het kompas kwijt waarop zij jarenlang gevaren hadden. Conflicten die overal in de wereld uitbraken, zoals ze dat altijd gedaan hadden, konden niet meer in het schema van die tweedeling gepast worden. Ook de samenbundeling van krachten - integratie genoemd - waartoe de Koude Oorlog vooral in het Westen aanleiding had gegeven, moest voortaan die prikkel missen. Onzekerheid alom dus.
Nu was de zekerheid, de orde van de Koude Oorlog natuurlijk een schijnzekerheid, een schijnorde geweest. De Koude Oorlog had gediend om de chaotische toestand van na de Tweede Wereldoorlog enigszins in de hand te krijgen, zoals regimes en godsdiensten, met hun wetten en dogma's, er altijd toe dienen greep op de chaos te krijgen.
Zo gezien, is de chaos dus de normale toestand en zijn de pogingen er een zekere orde in te krijgen niet meer dan noodverbanden. ‘De chaos bestaat uit een onvoorstelbare voortdurende afwisseling van integratie en desintegratie, die ogenschijnlijk (mijn cursivering, J.L.H.), dus subjectief gezien, soms enige regelmatigheid vertoont’, schreef de historicus prof. W.H. Roobol eens in het tijdschrift Theoretische geschiedenis (1981, nr. 1).
En hij liet daarop volgen: ‘Wat wij in de geschiedwetenschap (en de andere wetenschappen) bestuderen zijn de gedaantewisselingen van de chaos.’ Voor zover de commentariërende journalist zich bezighoudt met de hedendaagse geschiedenis, bestudeert ook hij de gedaantewisselingen van de chaos - zelfs als hij zich niet daarvan bewust is. Ook wie in de geschiedenis Gods hand of plan ziet, doet dat, want zegt de bijbel niet dat Gods wegen voor ons mensen onnaspeurlijk zijn?
Het is pas na de ineenstorting van een schijnorde, bijvoorbeeld na de Koude Oorlog, dat deze werkelijkheid enigszins tot ons doordringt. De chaos staart ons dan in het gezicht, zoals in Bosnië of Tsjetsjenië bleek. Ongetwijfeld zullen er weer pogingen gedaan worden om, ook ideologisch, orde in de chaos te scheppen. De mens wil zekerheid, ook al is die schijnzekerheid. Maar pogingen die daartoe ondernomen zullen worden her en der, zullen even onvermijdelijk op andere soortgelijke pogingen botsen en tot nieuwe conflicten leiden.
Maar omdat de gedaantewisselingen van de chaos onvoorspelbaar zijn, geeft niets ons het recht te geloven dat er uit de chaos alleen maar rampen voortkomen. De huidige toestand in veel Oost-Europese landen en in de voormalige Sovjet-Unie lijkt chaotisch, maar de historicus Karl Schlögel ziet, in een artikel in het januarinummer van het Duitse maandblad Merkur, daar toch niet uitsluitend kommer en kwel.
Zeker, ‘mensen die zich geen zorgen hoefden te maken omdat er een staat was die voor hen verantwoordelijk was, moeten nu zonder die staat proberen terecht te komen; want hij is achterstallig in het uitbetalen van lonen, geeft nauwelijks nog subsidies, betaalt nog maar net hongerpensioenen en is nauwelijks in staat het monopolie op geweld te handhaven.
Mensen die een leven lang hun bescheiden kost hadden kunnen verdienen in een maatschappij zonder te grote ongelijkheden, zijn nu plotseling op zichzelf aangewezen. Leerboeken die hun zeggen hoe ze verder door het leven moeten, hebben ze niet.’ Maar ‘nu komt hun te stade dat ze al altijd meer op zichzelf vertrouwd hebben dan op de staat en het plan, dat toch nooit deed wat het beloofde.’
Wat er in die streken te zien is lijkt op een mierenhoop: schijnbaar een chaos, maar ieder heeft een doel - al was het maar te overleven. ‘Het is die zelfhulp en zelforganisatie - hetzij op de zwarte markt, in de bazaren of in de aardappelteelt op de datsja - die de landen de stuiptrekkingen bespaard hebben waarop allen gerekend hadden.
De hongersnood waarvan iedereen sprak, kwam niet, evenmin als de burgeroorlog die iedereen gevreesd had. De oorlog is niet regel geworden, maar uitzondering gebleven. Dat is bijna bovenmenselijk veel: klaar te komen met de verschrikkingen van een oneindig moeilijk dagelijks leven, met de verschrikkingen van de normaliteit.’
Ja, Schlögel meent zelfs dat Oost-Europa ons hier een les leert voor het geval het Westen voor soortgelijke instorting van zijn orde zou komen te staan. Die les is: ‘[...] de risico's te aanvaarden van een tussentijd, waarin de oude toestand onhoudbaar is geworden, maar een nieuwe toestand zich nog niet geconsolideerd heeft; in het provisorium te kunnen leven zonder dat als ondergang van de wereld te ervaren; niet in paniek en hysterie te vervallen wanneer de vanzelfsprekendheden van een bestaanswijze ophouden vanzelfsprekend te zijn; te beginnen met een zoektocht waarvan men het einde niet kent, en slechts op zichzelf te vertrouwen en niet op de recepten, die er voor situaties zonder precedent sowieso niet zijn.’
Waar het op neerkomt is dat we niet weten wat de toekomst brengen zal. Het hoeft niet allemaal rampzalig te zijn. We weten het gewoon niet. Dat is een boodschap die niet iedereen graag hoort. Vandaar de onuitputtelijke behoefte aan politici en profeten, want die weten het wèl, zeggen dat althans.
NRC Handelsblad van 03-03-1998, pagina 7