Uitdrukking van een baaierd
Van generaal De Gaulle wordt verteld dat hij eens over zijn eigen land, Frankrijk, verzucht zou hebben: ‘Hoe kun je nu een land regeren dat tweehonderd verschillende kazen produceert?’ En Mussolini zou eens hebben gezegd: ‘Het is niet moeilijk Italië te regeren. Het is onmogelijk.’
Hoe is het mogelijk dat een monetaire unie tussen twee zulke landen het nog zestig jaar uitgehouden heeft? Ik heb het hier over de Latijnse muntunie, die van 1865 tot 1926 van kracht is geweest en waaraan ook Zwitserland, België en, merkwaardig genoeg, Griekenland deelnamen.
Maar ten slotte viel die internationale muntunie uiteen, zoals trouwens alle muntunies tussen landen die geen politieke unie vormden, met name het Duits-Oostenrijkse muntverdrag (1857-1866) en de Scandinavische muntunie (1872-1931). Geen goed voorteken voor de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU), want haar deelnemers vormen evenmin een politieke unie.
Laten we echter het verre verleden voor wat het is en ons bepalen tot de dag van vandaag. Is het toeval dat recente gebeurtenissen in de twee landen die in de eerste alinea genoemd werden, Frankrijk en Italië, opnieuw twijfel doen opkomen over de duurzaamheid van de EMU, wanneer die eenmaal van start zal zijn gegaan? Dàt zij op de afgesproken datum - 1 januari 1999 - van start zal gaan, is nu vrijwel zeker. Minder zeker is of dat zal gaan met inachtneming, door alle deelnemers, van de stringente voorwaarden die voor toetreding tot de EMU gelden. Maar op dit ogenblik maken elf van de vijftien leden van de Europese Unie een goede kans toegelaten te worden. Alleen Griekenland valt buiten de boot. Het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken willen voorlopig niet meedoen.
Maar het gaat er niet alleen om dat ze zich op dit ogenblik kwalificeren. Belangrijker is of ze allemaal, eenmaal lid van de EMU, blijven gehoorzamen aan de discipline die het Stabiliteitspact van hen vergt. Dat ze vandaag zo goed presteren, komt voornamelijk door de gunstige conjunctuur van het ogenblik. Maar wanneer die eens omslaat?
In dit licht moeten we de recente gebeurtenissen in Frankrijk en Duitsland bezien. In het eerste land heeft minister-president Jospin aangekondigd dat de door hem beloofde 35-urige werkweek er komt. Dat heeft alvast geleid tot aftreden van de voorzitter van het Franse VNO. In Italië heeft minister-president Prodi hetzelfde aangekondigd en daarmee zijn regering tijdelijk gered. Dit zijn verworvenheden die niet met een handomdraai ongedaan gemaakt zouden kunnen worden, als de economische toestand daar eens om zou gaan vragen, bij gebreke waarvan het land in strijd zou komen met de bepalingen van het Stabiliteitspact. Degenen die nu van die maatregel profiteren, zullen weinig onder de indruk komen indien hun regeringen hun dan zullen voorhouden dat handhaving van die maatregel het land op een boete van een paar miljard zou komen te staan.
Frankrijk en Italië zijn landen met een traditie van sociale onrust en politieke instabiliteit. Aan de uitspraak van een centrale bank in Frankfort, bovendien voorgezeten door een Nederlander (als Duisenberg tenminste voorzitter wordt), zullen hun arbeiders waarschijnlijk weinig boodschap hebben. Het voortbestaan van de regering, misschien wel van het politieke stelsel, komt dan in gevaar.
Wat dan? Zullen dan toch de strenge regels van het EMU-boekje gehandhaafd worden? Of zullen dan politieke overwegingen prevaleren? Is het waarschijnlijk dat Duitsland in zo'n geval niet Italië en zeker Frankrijk een uitweg zal bieden, al zou die, strikt genomen, niet in overeenstemming zijn met het boekje en een verzwakking van de euro tot gevolg hebben?
Vergeten we niet dat de EMU van het begin af aan een politieke opzet is geweest. Oud-bondskanselier Helmut Schmidt en oud-president Giscard d'Estaing hebben daar deze week nog eens aan herinnerd in een gemeenschappelijk artikel, dat in de International Herald Tribune stond. De EMU is de prijs geweest die de Duitsers, die er zelf, gezien de sterkte van hun D-mark, weinig behoefte aan hadden, hebben moeten betalen aan de Fransen voor de hereniging. Zouden politieke overwegingen na totstandkoming van de EMU plotseling niet meer gelden?
Dit politieke aspect is in de discussie over de EMU veel te weinig belicht - zeker in Nederland, waar de traditie heerst dat monetaire zaken aan de monetaire deskundigen overgelaten moeten worden en het bedrijfsleven dat notoir weinig begrip van politiek heeft, stond te juichen over de vermindering van kosten die de euro beloofde. Wat was er eigenlijk tegen die EMU? Theoretisch niets, maar in de praktijk?
De praktijk is dat in veel Europese landen de politiek minder op consensus berust dan in Nederland; dat de politiek er minder stabiel is; dat de aanvaarding van het gezag er minder vanzelfsprekend is. Kortom, Europa is een baaierd van verschillende culturen, en aangezien een munt in de laatste aanleg de uitdrukking van een cultuur is, is te vrezen dat de euro de uitdrukking van een baaierd zal zijn.
NRC Handelsblad van 17-10-1997, pagina 7