Ook zonder bondgenootschap
't Was op de laatste dag van de Noordatlantische topconferentie in Madrid. De regeringsleiders zaten achter een lange tafel, wachtend op president Clinton, die te laat was - niet om, zoals president Mitterrand placht te doen, een vorstelijke entree te kunnen maken, maar omdat de Madrileense politie de verkeersdrukte niet aankon.
In dat academisch kwartiertje begonnen de wachtenden met elkaar te keuvelen. Zo ook de Belg Jean-Luc Dehaene met de Canadees Jean Chrétien, die naast elkaar zaten. Helaas - voor hen, niet voor de anderen - hadden ze vergeten dat de microfoon die vóór hen stond, aan stond. Zo kan de aanwezige pers, voor zover zij het Frans machtig was, meeluisteren.
Wat hadden ze elkaar te vertellen? Het was vooral Chrétien die aan het woord was. Hij legde zijn Belgische collega uit waarom Clinton plotseling voorstander van uitbreiding van de NAVO was geworden, maar alleen met drie nieuwe leden: Polen, Tsjechië en Hongarije.
De reden was, aldus Chrétien, dat de stemmen van de Pools-, Tsjechische en Hongaars-Amerikanen in sommige kiesdistricten, Chicago bijvoorbeeld, het verschil tussen overwinning en nederlaag kunnen uitmaken. Amerikanen van Sloveense en Roemeense afkomst zijn er veel minder. Dát was de verklaring van het standpunt van de raspoliticus Clinton, dat hij zijn bondgenoten had opgelegd. De Canadees Chrétien kon daar, als buurman, over meepraten.
Dehaene knikte instemmend (het was allemaal ook op de televisie te zien). Hij is ook een raspoliticus, en daarom vond hij Chrétiens verklaring volkomen plausibel. Als die verklaring juist is - en de ‘etnische stem’ zal op z'n minst meegespeeld hebben in Clintons gedachtenvorming - dan staat zij wel in schril contrast tot de hoogdravende redevoeringen die in Madrid zijn afgestoken ter verwelkoming van de drie nieuwe leden.
Maar ja, politiek is nu eenmaal een mengelmoes van cynisme en idealisme, grootste strategieën en denken dat niet verder reikt dan de volgende verkiezingen, wenselijkheden en mogelijkheden. En bovenal gaat politiek - ook de kleinste dorpspolitiek - om de macht: wie zal het uitvoeren en hoe?
Vaak wordt ook die machtskwestie verbloemd met fraaie formules die eenheid en solidariteit bezingen, maar in Madrid was wel heel duidelijk wie de macht heeft en zijn zin doordrijft: de Verenigde Staten, zonder wie niets in de westerse wereld tot stand komt.
Het klassieke antwoord op macht is tegenmacht. Die heeft de Sovjet-Unie jarenlang uitgeoefend, en nu die verdwenen is, zou het alleen maar logisch zijn als de Europese Unie - zo mogelijk uitgebreid met Middeneuropese leden - die tegenmacht zou uitoefenen. Maar, helaas, daartoe is zij niet in staat gebleken. De Europeanen zijn niet bereid die logica in de praktijk te brengen.
Vandaar dat de Verenigde Staten vrijwel de alleenmacht uitoefenen - zolang ze willen althans. Dat levert natuurlijk gemopper bij de anderen op, zelfs bij het zo pro-Amerikaanse Nederland. ‘Als landen zich niets van de consensus aantrekken, kan dat het bondgenootschap in het hart treffen’ zei hij in Madrid, niet uitsluitend op president Chirac doelend. Minister-president Kok zei later hetzelfde iets anders.
Maar ja, hebben de Europeanen het er niet zelf naar gemaakt - met hun gebrek aan eenheid en vastberadenheid? Van Mierlo sprak dan wel van een consensus waarvan de Verenigde Staten zich niets hebben aangetrokken, maar die consensus omvatte niet eens alle Europese leden van het bondgenootschap. Nederland zelf heeft zich, trouwens, pas op een heel laat ogenblik aangesloten bij degene, die ook Slovenië en Roemenië de toegang tot de NAVO wilden verlenen.
Zeker, het bondgenootschap zou in het hart kunnen getroffen worden, maar dat zal pas gebeuren als de Verenigde Staten - en dan niet zozeer de regering alswel bevolking en Congres - genoeg beginnen te krijgen van die (in hun ogen) trainerende, chicanerende en onderling ruziemakende Europeanen. Het ligt dus ook aan de Europeanen.
Maar ook als het bondgenootschap in het hart getroffen zou worden, zou dat niet het einde van de Amerikaanse alleenmacht zijn. Die uit zich namelijk niet alleen - niet in de eerste plaats zelf - in het bondgenootschap, maar in de wereldeconomie, die meer en meer beheerst wordt door de informatietechnologie, en daarin zijn de Verenigde Staten alle ver vooruit.
Voorwaarden voor die informatietechnologie - en dus voor die suprematie - zijn liberalisering en privatisering, en ook daarin zijn de Amerikanen de meeste Europeanen ver vooruit. Willen de Europeanen ooit de nodige tegenmacht kunnen vormen, dan zullen zij ook die kant moeten uit gaan.
Maar daartoe hebben vrijwel alleen de Britten en de Nederlanders de nodige voorwaarden geschapen. Frankrijk en Duitsland, die de Europese Unie beheersen, zijn nog lang niet zo ver op die weg. Frankrijk keert zelfs terug op de aarzelende schreden die het op het pad der privatisering heeft gemaakt.
Wat is de conclusie daaruit? Dat Nederland er goed aan doet voort te gaan op de weg die het in 1982, met het eerste kabinet-Lubbers, is ingeslagen en waarop het kabinet-Kok voortgaat. Als een door Franse verstarring en Duitse inactiviteit beheerste Europese Unie die weg zou blokkeren, dan zal Nederland afstand moeten nemen van zijn Europese idealen.
Er zijn tekenen dat het dit doet. Ik herinner aan het interview van de (liberale) staatssecretaris Patijn in Vrij Nederland van 28 juni dat het ‘kabinetsbeleid’ is dat ‘men uiterst selectief moet zijn met wat men via Europa wil regelen’, dus met ‘supranationale besluitvorming’. Patijn voegt daaraan toe: ‘de uitdaging is mondialisering’ - niet langer Europa dus.
Wat betekent dit in de praktijk? Dat Nederland zich nauwer moet aansluiten bij wat er uit de Verenigde Staten komt dan bij Brussel. De uit de VS komende informatietechnologie spoelt toch over ons allen heen, en dan is het beter het Amerikaanse cynisme te volgen: ‘If you can't beat them, join them’ (als je ze niet kan verslaan, sluit je dan bij ze aan). Het is weliswaar geen heroïsche politiek, maar wèl een pragmatische, die dus D66, de partij van de minister van Buitenlandse Zaken, op het lijf geschreven zou moeten zijn. Bovendien zou zo'n politiek in de lijn van de Nederlandse geschiedenis liggen.
NRC Handelsblad van 15-07-1997, pagina 7