Calvijns erfenis: de moderne wereld
Als ik Gerard de Haas' artikel op deze pagina in de krant van 5 juli goed begrepen heb, is de discussie in Nederland over de nationale identiteit daarom ‘zo schraal en armetierig’ omdat er een ‘levensgevaarlijk mijnenveld’ mee wordt betreden. ‘We leven nu eenmaal in een land waar de grens van het Romeinse rijk dwars door heen loopt.’ ‘Protestantse waarden zijn Germaanse waarden en katholieke waarden zijn Romaanse waarden.’
Kortom, Nederland bestaat niet, het is ‘nog steeds een meervoud’, en daarom is een discussie over de nationale identiteit hier zo gevaarlijk. Als dit inderdaad een enigszins juiste weergave is van De Haas' stelling, dan kun je je op z'n minst afvragen of zij niet voor vele andere landen opgaat. Zo sprak de Britse staatsman Disraeli al in de negentiende eeuw over de ‘two nations’, de rijken en de armen, waaruit Engeland - let wel: Engeland, dus niet Schotland en Wales - zou bestaan.
Inderdaad spreken ook de Engelsen weinig over hun nationale identiteit, maar is het om het mijnenveld van hun verdeeldheid te ontlopen? Eerder geloof ik dat zij dat niet doen omdat zij zozeer overtuigd zijn van hun eigenheid, dat zij aan zo'n discussie helemaal geen behoefte hebben. Het zijn volken die onzeker zijn over hun toekomst, die over hun nationale identiteit praten.
En Frankrijk? Ook dat is verdeeld, maar niet minder overtuigd van zijn spécifité. In een vraaggesprek in Le Monde van 1 juli wijst de historicus Emmanuel Le Roy Ladurie, wiens Montaillou ook in Nederland een verkoopsucces was, op een historische tweedeling in zijn land: links en rechts. De haat tussen beide was soms zó groot, dat er vóór en na 1940 Fransen waren die de voorkeur gaven aan Hitler boven het Volksfront.
Aanleiding van het gesprek was het feit dat het volgend jaar vier eeuwen geleden zal zijn dat Hendrik IV het edict van Nantes uitvaardigde, waarbij aan de protestanten - toen ongeveer één miljoen van de twintig miljoen die Frankrijks totale bevolking telde - gewetensvrijheid en toegang tot alle ambten toegekend werden. Maar een bijkomende aanleiding zal waarschijnlijk ook wel het feit zijn geweest dat de protestant Lionel Jospin minister-president is geworden (hij komt dan ook in het gesprek ter sprake).
Ladurie komt met een niet minder opzienbarende stelling tevoorschijn dan De Haas: Calvijn heeft links en de moderne wereld uitgevonden. ‘Op Frans niveau bestaan links en rechts pas sinds Calvijn.’ Het is het protestantisme dat deze tweedeling heeft ingevoerd. Het was immers ‘onweersprekelijk een protestbeweging (contestation) tegen de gevestigde katholieke orde’.
Niet alleen theologisch is Calvijn, aldus Ladurie, met een alternatief voor die orde gekomen, ook organisatorisch: zijn systeem is gedecentraliseerd; hij voerde een ‘soort van kerkelijke democratie’ in. Anders dan Luther, wiens hervorming een hervorming van vorsten was, was Calvijns hervorming er een van steden en kleine landen: Genève, Nederland, Schotland en Massachusetts. Vandaar dat zijn protestantisme ook een bakermat van de democratie was.
De Franse protestant Calvijn was dus radicaler dan de Duitse protestant Luther, die de bisschoppen en een soort mis behield; en die radicale traditie zet zich, na Calvijn, voort in het ‘antichristelijke denken’ van de achttiende eeuw, die ten slotte uitmondde in de Franse Revolutie. (Ladurie vergeet de invloed van de jansenisten, die in de RK-kerk bleven.)
Hoe Ladurie deze stelling rijmt met een andere, namelijk dat het protestantisme ‘niet goed past in Latijnse landen’, wier systeem meer monarchisch en gecentraliseerd is, wordt niet goed duidelijk - tenzij je zou betogen dat de radicale traditie, die dan met Calvijn zou zijn begonnen, in Frankrijk ten slotte, via achttiende eeuwse Verlichting en Revolutie, is bezweken voor een ander universeel monarchisch en gecentraliseerd systeem: het communisme.
Maar ja, op die manier kun je alles met alles verzoenen (Ladurie doet dat trouwens niet). Feit blijft evenwel dat het protestantisme inderdaad niet veel wortels heeft geslagen in Latijnse of Romaanse landen - behalve dan, in zeker opzicht, in Frankrijk, dat dan ook veel minder typisch katholiek is dan Spanje of Italië.
Maar Frankrijk mag dan misschien minder katholiek zijn, het beginsel van centralisering heeft het van Rome overgehouden. Daar staat tegenover het ‘protestantse wereldsysteem, dat op het ogenblik Amerikaans is en op die geniale, Zwitserse, calvinistische gedachte van decentralisatie berust’ - kortom, de moderne wereld die Calvijn heeft uitgevonden.
Tegen die moderne wereld verzet Frankrijk zich nu met hand en tand, en de ironie van de geschiedenis wil dat dit verzet nu wordt gedragen door de Franse protestant Jospin, die hierin nauwelijks van mening verschilt met zijn politieke tegenstanders: de gaullisten. Zich verzettend tegen die moderne wereld - wat ook haar waarde mag zijn - is, in Frankrijk althans, Calvijns radicalisme, waarvan Jospins socialisme erfgenaam is, conservatief geworden.
Na lezing van het artikel van De Haas en het vraaggesprek met Ladurie kreeg ik toevallig een anekdote onder ogen die Gaston Durnez in De Standaard van 5 juli vertelt: de onlangs overleden Vlaamse nationalist Lode Claes werd door koning Boudewijn voor een ‘intiem diner’ uitgenodigd waarbij ook koningin Fabiola aanwezig was.
‘Op een bepaald moment vroeg de koning waarom de Vlamingen toch zo lang hun achterstelling hebben geduld. “Sire”, zei Lode Claes, “omdat de Vlamingen katholiek zijn. Zouden zij bijvoorbeeld protestant zijn geweest, dan had de hele Belgische geschiedenis er anders uitgezien.” Koningin Fabiola, die niets had gezegd, legde mes en vork neer, stond zichtbaar woedend op en verliet de kamer. Boudewijn keek niet op en bleef onverstoord met Claes praten.’
De zeer vrome Spaanse die koningin Fabiola is, kon de gedachte niet verdragen dat protestantse rebelsheid (in haar ogen ketterij) de Vlamingen weerbaar zou hebben gemaakt - ten koste van de Belgische eenheidsstaat, waarvan haar gemaal, de even vrome Boudewijn, het symbool was. Wie durft, in het licht van deze historische kloven, nog te spreken van een Europese identiteit?
NRC Handelsblad van 08-07-1997, pagina 7