Out of Africa met Jan Pronk?
‘Onze minister voor Afrika’ heeft het liberale Kamerlid Weisglas minister Pronk eens genoemd. Die vond dat niet leuk, maar het is een feit dat hij zich heel veel met dit werelddeel bezighoudt. Er gebeurt dan ook heel veel.
Een andere reden is dat zijn collega Van Mierlo zó bezet is door wat er in de rest van de wereld, in de eerste plaats Europa, gebeurt, dat hij in feite Afrika aan Pronk heeft overgelaten. Hij heeft weliswaar ruim een jaar geleden geprobeerd dat te redresseren door een bezoekje aan Ghana en Senegal te brengen, zaken combinerende met vakantie en familiebezoek, maar van enige follow-up hebben we niets gemerkt.
Pronk heeft ook veel meer over Afrika nagedacht dan Van Mierlo. Laatste vrucht van dit nadenken is de rede die hij onlangs uitsprak bij de uitreiking van de Dick Scherpenzeel-prijs aan Koert Lindijer, correspondent van deze krant in Afrika. De bijna integrale tekst van die rede was in de krant van 19 juni te lezen.
Pronk constateert daarin dat er op dit ogenblik een wind of change over Afrika waait. Hij refereert aan de veranderingen die zich de laatste jaren in Oeganda, Ethiopië en Eritrea hebben voltrokken, en natuurlijk aan Congo, waar na dertig jaar mobutisme een nieuw bewind aan de macht is gekomen. Hij acht het niet onmogelijk dat die nieuwe wind ook naar Kenia en West-Afrika zal overslaan.
Of hier gesproken kan worden van de ‘derde golf’ in de recente geschiedenis van Afrika, die de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, voorziet, moet nog afgewacht worden. (De eerste golf zou dan die van de dekolonisatie en de strijd tegen apartheid zijn geweest, en de tweede die van burgeroorlogen, militaire regimes en economische stagnatie.)
Waardoor zou die ‘derde golf’ zich kenmerken? Het is een golf ‘waarin vrede centraal staat en die gebaseerd is op democratie, mensenrechten en duurzame ontwikkelingen’, aldus interpreteert Pronk Kofi Annans gedachte.
Wat betekent dat precies: een golf waarin vrede centraal staat? Zijn die nieuwe machthebbers, die meestal met geweld van wapenen aan de macht gekomen zijn, eigenlijk pacifisten? En zijn ze oprechte democraten, wie mensenrechten en duurzame ontwikkeling na aan het hart liggen? Eerst zien, dan geloven.
Wel is juist dat de vraag welke kant Afrika op gaat, ‘eerst door Afrikanen zelf beantwoord zal moeten worden, niet door Europeanen of Amerikanen’ - hoewel dat woordje eerst omineus klinkt: betekent dit dat de Europeanen en Amerikanen zich het recht moeten voorbehouden voor schoolmeester of ordehandhaver te spelen? Vervolgens zegt Pronk: ‘De door [de Europeanen en Amerikanen] te vroeg gegeven en te lang volgehouden antwoorden op vragen omtrent de Afrikaanse identiteit hebben die identiteit fundamenteel geweld aangedaan [...]. Dat was zo in de tijd van de slavenhandel, in het koloniale tijdperk daarna en ook na de dekolonisatie [...].’
Met de strekking van wat Pronk hier zegt kunnen we het eens zijn, hoewel die ‘Afrikaanse identiteit’ een even wollig gegeven is als een ‘golf waarin vrede centraal staat’ en die ‘gebaseerd is op democratie’. Even goed als we kunnen vragen of een golf op iets gebaseerd kan zijn, kunnen we vragen of er zoiets bestaat als een Afrikaanse identiteit. Net zomin waarschijnlijk als er een Europese of Aziatische identiteit bestaat. Maar je brengt er je toehoorders wel in een mooie stemming door.
Belangrijker echter is de vraag of Pronk zichzelf ook in zijn kritiek betrekt, wanneer hij zegt dat ‘ook na de dekolonisatie’ Europeanen en Amerikanen de Afrikaanse identiteit - wat dat dan ook moge zijn - geweld hebben aangedaan. Pronk zelf staat immers al 25 jaar klaar met antwoorden ‘op vragen omtrent de Afrikaanse identiteit’ - telkens andere antwoorden weliswaar, maar toch antwoorden. Betekent zijn kritiek op die Europese en Amerikaanse betweterij dat hij voortaan zijn mond zal houden?
Waarschijnlijk niet, want bemoeizucht behoort tot Pronks allerminst wollige identiteit. Hiermee betoont hij zich overigens als een echte Nederlander, en daarin zou wel eens het geheim van zijn politieke duurzaamheid kunnen schuilen.
NRC Handelsblad van 04-07-1997, pagina 7