Euroscepsis met diepgang
‘Nooit doen - kan niet anders’. Onder deze vlag heeft het tijdschrift Tirade een apart nummer, gewijd aan Europa, uitgegeven. De titel moet de tegenstelling weergeven die bestaat tussen de tegenstanders en voorstanders van de Europese eenwording.
Het is een wat simpele tweedeling, want er bestaan talloze nuances tussen ‘gloeiend voor’ en ‘gloeiend tegen’, zoals trouwens ook uit dit nummer blijkt. Gastredacteur van dit speciale nummer is de Amsterdamse hoogleraar in de geschiedenis dr. M.C. Brands. In een inleidend artikel dat hij samen met de journalist A. Elshout heeft geschreven, constateert hij dat het debat over Europa in Nederland ‘schraal en oppervlakkig’ is.
‘Van historisch besef en diepgang doordrongen observaties’, zoals die in de buitenlandse pers te lezen zijn, ‘ontbreken in de Nederlandse discussie.’ ‘Het Nederlandse onvermogen in langere termijnen en bredere verbanden te denken getuigt (...) van een benauwend provincialisme.’ Wij komen niet verder ‘dan wat bellenblazerij in een schijndebat, dat geen enkel moment het idee geeft dat men zich bewust is van de werkelijke continentale gevaren en uitdagingen’.
Nu, daar kunnen we het mee doen, en het erge is dat Brands en Elshout, wat dit betreft, grotendeels gelijk hebben. Hun speciale kritiek geldt diegenen die geen keus maken ‘tussen ja of nee’ (hoort eigenlijk te zijn: tussen ja en nee). Dezen ‘volstaan met het standpunt dat Europa nooit een politieke eenheid zal worden, omdat de politiek-culturele verschillen tussen de diverse Europese landen nu eenmaal te groot zijn en te groot zullen blijven. (...) Degenen die deze mening aanhangen, houden schone handen, maar de vraag hoe het dan wel moet met Europa, laten ze in het luchtledige hangen.’
Eerlijk gezegd, herken ik mezelf wel in deze omschrijving, en ik was dan ook niet verbaasd met name genoemd te worden als een van die flauwhartigen. Ja, ik ben een euroscepticus wat betreft de politieke eenwording en heb geen recept voor hoe het dan wèl moet. (Dat is overigens een ander genus dan dat der eurotegenstanders, waaruit alleen al blijkt dat er meer is dan voor en tegen). Deze filippica maakt natuurlijk nieuwsgierig naar wat Brands c.s. dan voorstaan, te meer wanneer zij schrijven dat zij in dit nummer van Tirade een poging doen dat geconstateerde verzuim van werkelijk debat enigszins goed te maken. Dan zullen ze meteen ook met een alternatief voor euroscepsis aankomen, denk je dan.
Met bijzondere verwachting uitziende naar het verlossende woord begint de lezer dan ook aan het artikel dat Brands samen met de historicus dr. R. Havenaar wijdt aan, vooral, de Frans-Duitse samenwerking. Het is een lezenswaardig artikel, maar niet bijster oorspronkelijk voor degeen die Brands' uitgebreide journalistieke productie enigszins heeft gevolgd. Zelfs de titel van het artikel, ‘De kwadratuur van de Europese cirkel’, klinkt de lezer bekend in de oren.
Dat neemt niet weg dat ik het ook met dit artikel grotendeels eens ben en daarom wil ik er een paar citaten uit geven die, geloof ik, de toon ervan goed weergeven. ‘Over een brede linie, van Parijs tot Bonn, lijkt de bereidheid nationale bevoegdheden af te staan aan Europese instanties (...) een limiet te hebben bereikt.’ ‘De natie-staat (...) is nog altijd het belangrijkste instituut dat garant staat voor interne en externe veiligheid.’
En: ‘De EU kampt met het onoplosbare probleem dat er niet zoiets als een “Europese identiteit” bestaat. Europa is gebouwd uit een gevarieerde verzameling tradities, temperamenten en mentaliteiten. Die verscheidenheid was en is de bron van een enorme creatieve kracht. (...) Maar diezelfde variëteit is de bron van tegenstellingen, die de politieke organisatie van het oude continent tot een hels karwei maken.’
Voor degeen die mocht denken dat ik met deze citaten selectief te werk ben gegaan, volgt hier het slot (dat meestal een soort samenvatting is): Het is ‘goed om te onthouden dat een energiek Europa meer dan eens, en met desastreuze gevolgen, zijn daadkracht heeft gebruikt om de hand aan zichzelf te slaan. Zo bezien is de huidige lethargie een vertroosting, zij het een schrale.’
Wat ademen deze citaten anders dan een diepe scepsis ten aanzien van de mogelijkheid van een politieke eenwording van Europa? Ongetwijfeld met meer ‘historisch besef en diepgang’ tot uitdrukking gebracht dan de gewone euroscepticus kan doen - maar toch. Ja, de titel van hun opstel is al programmatisch: de kwadratuur van de cirkel is immers onmogelijk! En vertellen Brands en Havenaar ons hoe het dan wèl moet? Hoe het ‘hels karwei’ opgeknapt moet worden? Ik heb hun artikel zorgvuldig op zulke aanwijzingen nagelezen - maar nee.
Vallen zij voor mij daarom door de mand of sterven zij daardoor ‘in academische schoonheid’ (om de woorden te gebruiken die Brands, die zelf blijkbaar liever in een niet-academisch rommeltje in leven blijft, ten aanzien van de eurosceptici bezigt)? Welnee, ik zie de taak van de historicus in de eerste plaats als die van de analyticus - en analyseren doen Brands en Havenaar - en niet als die van degeen die met oplossingen aankomt.
In elk geval zie ik de analyse in de eerste plaats als mijn werkterrein als journalist (waarmee ik niet wil zeggen dat dat het werkterrein van de journalist moet zijn). Voordat we aan het oplossen van een probleem beginnen, moet het eerst geanalyseerd worden (poser le problème, zeggen de Fransen). In het laatste zie ik vooral mijn taak. Oplossingen vinden - al dan niet op grond van een analyse - is voor de doeners, de beslissers, in de eerste plaats de politici. Brands' verwijt aan mij is niet nieuw. Ruim twintig jaar geleden schreef ik: ‘Mij wordt wel verweten dat ik, in mijn artikelen, zelden een oplossing aangeef, ja mijn eigen mening haast nooit blootgeef. Dit verwijt wijs ik niet helemaal van de hand. Het weerwoord dat ik erop kan geven is dit: er zijn zoveel problemen waarop ik het antwoord niet weet of waarover ik geen afgeronde mening heb. Moet ik daarom zwijgen?
En ten slotte: we worden al links en rechts met meningen om de oren geslagen. Moet er nog eentje bij komen? “L'essentiel est de faire réfléchir” (waar het op aankomt is de mensen te doen nadenken), schreef Henri Pirenne eens aan Huizinga, en dat bereik je eerder door het zetten van vraagtekens dan van uitroeptekens.’ Voor de journalist èn voor de historicus zijn er slechtere voorbeelden denkbaar dan deze twee eminente historici.
NRC Handelsblad van 10-06-1997, pagina 7