Een conservatief socialisme
Een paar opmerkingen vooraf, die het standpunt duidelijk dienen te maken vanwaaruit ik de jongste omslag in Frankrijk beoordeel. Eén: als kleinzoon van een echtpaar dat tot die minderheid behoorde, koester ik een préjuge favorable jegens Franse protestanten.
Dit ‘gunstig vooroordeel’ geldt dus ook Lionel Jospin, de winnaar van de verkiezingen van zondag, van wie de pers de ‘protestantse deugden’ - of wat zij daarvoor houdt: integriteit, gestrengheid, rechtlijnigheid - niet ophoudt te noemen.
Tweede opmerking: komende van iemand die zichzelf een conservatief beschouwt te zijn, is mijn uitspraak in mijn eerste artikel (3 juni) over die verkiezingen: ‘Het zijn de socialisten die de conservatieven van vandaag zijn’, niet noodzakelijkerwijs als kritiek bedoeld. Het hangt er maar van af welke waarden of verworvenheden je wilt conserveren.
Hier beginnen mijn bedenkingen: in tegenstelling tot New Labour en de Nederlandse socialisten, zijn de Franse nog zeer conservatief wat betreft de verworvenheden van de verzorgingsstaat, waarvan de kosten voor ieder onmiskenbaar de pan uit rijzen.
Ook de leraar economie die Jospin is geweest, behoort nog tot die school. ‘Waarom niet een economisch model denkbaar achten dat zowel schatplichtig is aan Keynes (de rijkdom beter verdelen) als aan Marx (de structuren veranderen)?’, schreef hij in 1983, het jaar waarin die andere socialist, president Mitterrand, het roer in liberale richting omgooide. Sindsdien is Jospin niet wezenlijk van mening veranderd.
Met andere woorden: in zijn gedachten moet de staat de economie in belangrijke mate blijven dirigeren. Daarin verschilt hij, zoals hijzelf toegegeven heeft, niet veel van gaullisten als Philippe Séguin, die waarschijnlijk bij een gaullistische overwinning minister-president zou zijn geworden. Deze is een bewonderaar van Napoleon III, de keizer die in het midden van de vorige eeuw autoritarisme paarde aan een begin van sociale zorg - nadat onder zijn voorganger, de burger-koning Louis-Philippe, het ultraliberalisme hoogtij had gevierd. (Séguin is de auteur van een in 1990 verschenen hagiografie Louis Napoléon le Grand.)
Wat dat betreft, zal Jospin, als hij zal proberen de staat weer meer greep op de economie te laten krijgen, zich verzekerd kunnen achten van de steun van vele, ook niet-socialistische Fransen. Het is eigenlijk alleen maar de UDF, de partij van oud-president Giscard d'Estaing, die liberaal genoemd kan worden - en dan nog maar tot op zekere hoogte, want ook bij haar (die 21 procent van de stemmen kreeg) is de staatstraditie sterk.
Vergeleken met haar kunnen de socialisten huiverig voor verandering, dus conservatief genoemd worden. ‘Dit alles betekent dat het electoraat dat de regeringswissel teweegbracht, in grote meerderheid gekant is tegen de vernieuwing die in de landen van de Europese Unie bezig is en die vereist wordt door de aanpassing aan de wereldwijde concurrentie’, schrijft Mia Doornaert, de voortreffelijke correspondente van De Standaard in een interessante analyse (3 juni).
‘Die kiezers van de linkse partijen’, zo gaat zij voort, ‘zijn behoudsgezind in de zin dat ze de traditie van staatsdirigisme verkiezen boven meer privé-initiatief. Ze wensen meer de bescherming van de staat, niet minder staat. Niet van het privé-initiatief, maar van de staat verwachten ze een beter leven, meer werk, meer loon.’
Het is dan ook een ‘zeer traditioneel publiek’ dat de socialistische partij terugwon: ‘werknemers van de openbare diensten, bedienden, arbeiders’, zo citeert zij de directeur van het peilingsinstituut Louis Harris. En haar bondgenoot, de communistische partij, steunt op een kiespubliek dat ‘sterk mannelijk en tamelijk oud’ is.
Bovendien is de meerderheid van links flinterdun: socialisten, communisten en andere linksen kregen samen 41,8 procent van de uitgebrachte stemmen, tegen de gaullisten van diverse pluimage 36,3 procent, en als de 15,3 procent van het Front National erbij geteld wordt, dan heeft rechts in zijn totaliteit een absolute meerderheid: 51,6 procent. Door het vigerende kiesstelsel vindt deze verhouding haar weerspiegeling niet in de zetelverdeling.
Als de proportionaliteit zou hebben gegolden, zou links ook in de Nationale Vergadering in de meerderheid zijn geweest. Het Front National zou dan 77 zetels (nu: één) hebben gewonnen en op de wip hebben gezeten, tenzij socialisten en gaullisten een ‘grote coalitie’ zouden hebben gevormd.
En waarom heeft links dan nu gewonnen? Opnieuw Mia Doornaert: ‘Het dankt zijn zetelmeerderheid aan de splitsing van de rechtse stemmen tussen de republikeins-rechtse partijen en het uiterst-rechtse Front National. De tactiek van Jean-Marie Le Pen om de (rechtse) coalitie van haar meerderheid te beroven heeft gewerkt.
De 77 “driehoeksverkiezingen” met een linkse, rechtse en FN-kandidaat hebben de coalitie meer dan 40 zetels gekost. Geteld bij de 256 zetels die republikeins rechts nu heeft, had dat net kunnen volstaan voor de absolute meerderheid van 289. Niet alleen is de linkse meerderheid “conservatief”, ze dankt, ongevraagd, haar overwinning mede aan uiterst-rechts.’
De socialisten in de andere Europese landen mogen nu wel juichen, maar voor zover zij voorstander van verdere Europese integratie zijn, is daar geen enkele reden voor: het conservatisme van de Franse socialisten zal een grotere rem op die ontwikkeling blijken dan het gaullisme van president Chirac (dat overigens nauwelijks nog die naam verdiende). Dat de regering-Jospin nu eurofielen in sleutelfuncties heeft, verandert daaraan weinig.
Er is nog een andere reden voor bezorgdheid: rechts in Frankrijk is in totale verwarring, het gaullisme is vrijwel geïmplodeerd (zoals het communisme voordien). Dat laat het veld vrij aan het Front National. Dat 24 procent van de arbeiders op het Front National stemt en dat zijn electoraat zichzelf als onder aan de sociale ladder en als ten achter gesteld beschouwt te zijn, moet links ook te denken geven. Links beweert immers vanouds voor de ‘onderkant van de samenleving’ op te komen. Hoe dan ook is Frankrijk een onzekere partner in de Europese samenwerking geworden.
NRC Handelsblad van 06-06-1997, pagina 7