Klucht of tredmolen?
Soms kan een buitenstaander ons plotseling doen beseffen waar we eigenlijk mee bezig zijn. Zelf zijn we vaak zo verdiept in allerlei details en procedures, dat we vrijwel vergeten zijn wat het eigenlijke doel van onze werkzaamheden is. Tijd en rust tot reflectie of om even afstand te nemen gunnen we ons niet.
In de International Herald Tribune van 30 april werpt een Amerikaanse journalist, Tom Buerkle, een frisse blik op de bijeenkomsten van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie. Die komen elk ogenblik bij elkaar. Maar hoe vaker zij vergaderen - nu eens in Brussel, dan weer in een andere stad - ‘des te minder krijgen de ministers voor elkaar’.
Eén oorzaak is het groeiend aantal leden van de EU. Dat maakt dat de vergaderingen langer duren - iedere minister wil aan het woord komen - en dat het moeilijker wordt consensus te bereiken. Daarbij komt dat de nieuwste leden - Zweden, Finland en Oostenrijk - neutraal zijn, wat de besluitvorming nog extra compliceert.
Ook zijn de ministers van Buitenlandse Zaken niet altijd de machtigste bewindslieden in eigen land. Dat betekent dan dat collega's zich vaak niets aantrekken van een besluit waar hun eigen ambtgenoot voor Buitenlandse Zaken medeverantwoordelijk voor is.
‘Het belangrijkste resultaat is dat de pogingen van de EU om een gemeenschappelijke buitenlandse politiek te smeden gefrustreerd worden en dat de neiging van de grote lidstaten, zoals Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, om belangrijke zaken onder elkaar te bedisselen toeneemt.’
Buerkle citeert een diplomaat: ‘Wanneer een klein land aan het woord is, zie je op de gezichten van Kinkel en De Charette geschreven staan: “Waarom moet ik naar die vent luisteren?” Ze vinden het zonde van hun tijd.’ Trouwens, steeds vaker verlaten ze de vergadering voortijdig of komen zij laat.
Het is een paradox: het groeiend aantal leden - straks komen er enkele Middeneuropese landen bij - is een bewijs van het succes van de EU, maar hoe meer erbij komen, hoe moeilijker de besluitvorming wordt en hoe groter de neiging van de grote landen om de werkelijk belangrijke beslissingen buiten het kader van de EU te nemen - tot frustratie van de kleine natuurlijk, waarvan de meeste echter niet bereid zijn zichzelf uit te schakelen ter wille van de besluitvorming.
Buerkle geeft toe dat de ministers soms wel effectief en snel kunnen handelen, en als voorbeeld geeft hij hun besluit hun ambassadeurs uit Teheran terug te roepen. Hij kon niet weten dat wanneer zijn artikel zou verschijnen, de ministers net besloten hadden dit eerdere besluit te herroepen! De ambassadeurs mochten, na een paar weken, weer terug naar Teheran.
Hoongelach natuurlijk in Teheran, dat zich tegenover dit vertoon van Europese zwakte sterk genoeg achtte om te verklaren dat de ambassadeurs van Duitsland en Denemarken niet meer welkom waren. Waarop voorzitter Van Mierlo, om nog iets van de eer te redden, poogde zijn collega's ertoe te brengen hun ambassadeurs tòch maar thuis te laten. Op die manier wordt Europa een klucht, in elk geval door anderen als klucht ondervonden.
Maar zien de ministers dat zelf ook zo? En met deze vraag komen we terug bij het uitgangspunt: zijn ze niet zo bezig met details en procedures dat zij hun kijk op de koers langzamerhand kwijtraken? Wanneer Van Mierlo zich na het besluit om de ambassadeurs terug te sturen ‘gelukkig’ toonde dat tenminste ‘één gezicht van Europa’ was getoond, dan mogen we ons dit wel afvragen. Welk gezicht Europa toonde, is dan blijkbaar niet belangrijk meer.
Nu moet, ter ontlasting van onze minister van Buitenlandse Zaken, gezegd worden dat hij dit semester voorzitter is van de Raad van Ministers, en een eerste taak van de voorzitter is consensus onder zijn collega's te behouden of te bereiken. Dáárop waren Van Mierlo's krachten in de eerste plaats geconcentreerd - zozeer dat hij na afloop, zoals onze correspondent woensdag meldde, ‘zeer vermoeid’ oogde - maar dat neemt niet weg dat het geheel in de ogen van de waarnemer die het zonder medeleven - een schaars artikel in de buitenlandse politiek - volgt, een klucht blijft.
Overigens mag het niemand verbazen dat Van Mierlo zo nu en dan vermoeid oogt. Een paar weken geleden bezocht hij, als voorzitter, binnen enkele dagen zes à zeven hoofdsteden in Noord-Afrika en Zuid-Europa. Je wordt er al moe van als je dit programma leest. En op Malta had hij er bijna een slapeloze nacht voor over om Arafat en de Israelische minister van Buitenlandse Zaken voor één uurtje op een kamer bijeen te krijgen. Hij vond dat, niet ten onrechte, een groot succes. Maar wat was het rendement?
Niets ten nadele van onze minister van Buitenlandse Zaken, die zich het vuur uit de sloffen loopt, maar raken we op die manier niet het perspectief kwijt? Als Europa geen klucht is dan maakt het toch steeds meer de indruk een tredmolen te zijn. ‘Eyeless in Gaza, at the mill with slaves’, dichtte John Milton.
NRC Handelsblad van 02-05-1997, pagina 7