Pavlov in Brussel
Oergevoelens zijn vorige week weer in de Nederlandse borst opgeweld. De persconferentie die de Franse en Duitse ministers van Buitenlandse Zaken in Brussel belegden om - voor de zoveelste keer overigens - aan te kondigen dat hun landen als de motor van Europa zouden fungeren, werd door veel Nederlanders, in een eerste reactie, als een affront jegens het pas begonnen Nederlandse voorzitterschap uitgelegd.
Dit is een Frans-Duitse coup. Nederland wordt weer eens gepasseerd. Aldus de onmiddellijke reacties. Het Kamerlid Weisglas noemde het Frans-Duitse optreden ‘grof’, ‘ongepast’ en ‘kenmerkend voor de manier waarop binnen de EU grote lidstaten de kleine negeren’. Zijn collega Van Rooy vond het optreden niet getuigen ‘van groot respect voor Nederland’. Zelfs staatssecretaris Patijn nam het woord onhoffelijk net niet in de mond.
Die eerste Nederlandse reacties - of liever: reacties van Nederlanders - zijn kenmerkend voor een eeuwenoud wantrouwen jegens een dictaat door de grote buren. Wat dat betreft, zijn ze bijna pavloviaans te noemen. Minder vertoon van lichtgeraaktheid zou waardiger zijn geweest. We leven nu eenmaal in een grote-mensenwereld.
Gelukkig wist minister Van Mierlo zijn kalmte te bewaren. Hij sprak van een normale actie, die hij zelfs als steun voor zijn voorzitterschap interpreteerde. Dat hadden beide ministers op hun persconferentie ook gedaan. Deze keer was er dan ook waarschijnlijk geen sprake van een Frans-Duitse opzet de Nederlanders een hak te zetten, zoals onder een vorig voorzitterschap de ministers Dumas en Genscher wel eens plachten te doen.
Van Mierlo's diplomatieke reactie staat enigszins in tegenstelling tot zijn herhaalde reacties op het gerucht als zou er een geheime afspraak tussen Frankrijk en Duitsland bestaan dat de eerste president van de Europese Centrale Bank een Fransman zou worden, dus niet onze Duisenberg. Als dat waar zou zijn, zou dat volgens Van Mierlo een ‘schandaal’ zijn.
Twee vragen dienen eerst beantwoord te worden. In de eerste plaats: is een Frans-Duitse geheime afspraak - over welk onderwerp dan ook - per se een schandaal? Dit te menen getuigt van naïviteit. Het gaat om de inhoud van de afspraak, niet om het feit van de afspraak zelf. Voor hetzelfde geld zouden afspraken tussen Nederlanders en Belgen ook als een schandaal moeten worden betiteld, en die kunnen juist zeer bevorderlijk voor een gewenste gang van zaken zijn.
Dit leidt tot de tweede vraag: is het een Nederlands belang dat Duisenberg president wordt van de ECB? Zeker, het zou het Nederlandse prestige zeer ten goede komen, maar prestige is niet hetzelfde als belang. Nederlands belang is, in de ogen van het kabinet-Kok, dat de ECB geleid wordt door iemand die dezelfde strenge monetaire beginselen is toegedaan als Duisenberg.
Dat hoeft niet noodzakelijkerwijs Duisenberg zelf te zijn. Dat betekent niet dat het kabinet er niet goed aan doet aan de kandidatuur-Duisenberg vast te houden. Maar als het in de plaats daarvan iets kan binnenhalen wat wèl een uitgesproken Nederlands belang is - en mits de president iemand wordt van dezelfde stevigheid als Duisenberg - dan zou het onverstandig zijn geen soepelheid te betrachten. Op een ander, schijnbaar pietluttig terrein lijkt het Nederlandse voorzitterschap ook niet al te gelukkig begonnen te zijn. Het had laten weten dat het af wilde van de lange déjeuners die de Europese ministersvergaderingen plegen te onderbreken. Die vertragen maar een zakelijke, vlotte afdoening van de agenda, niet het minst doordat de deelnemers na zo'n déjeuner niet helemaal fris meer zijn.
Een voortreffelijke gedachte, maar een typisch Nederlandse gedachte. De op zichzelf volstrekt redelijke wens de gang van zaken niet door, in Nederlandse ogen, overbodige nevenactiviteiten te laten verstoren, maakt inbreuk niet alleen op een lang gevestigde routine, maar ook op de levensbehoeften, ja de cultuur van sommige partners.
Immers, in hun landen is, anders dan in Nederland, het déjeuner de hoofdmaaltijd en is het eten op zichzelf een bijna sacrale gebeurtenis, waar men alle tijd en aandacht aan behoort te wijden. Dit te veronachtzamen - dát is pas onhoffelijk, om te beginnen tegenover het Belgische gastland, dat ook behoort tot de zuidelijke eetcultuur. (Hoeveel Nederlands-Belgische fusies zouden niet afgesprongen zijn op het Nederlandse broodje kaas met karnemelk?)
Bovendien zou aan Nederlandse kant misschien ook meer aandacht besteed kunnen worden aan de vraag of vergaderingen van door de lunch soezerig geworden ministers niet gemakkelijker te leiden zijn dan bijeenkomsten van wakkere en strijdvaardige bewindslieden. Heeft Nederland hier niet zijn dictaat aan de anderen willen opleggen? In elk geval heeft Van Mierlo zich hier niet van zijn Bourgondische kant laten zien, waarmee hij, volgens sommige theorieën, de Zuideuropeanen, te beginnen met de Fransen, zo zou weten te charmeren.
Ten slotte: Van Mierlo heeft volkomen gelijk wanneer hij het idee van zijn collega Pronk om, bij de volgende kabinetsvorming, twee ministers van Buitenlandse Zaken te benoemen afschiet. Zo'n tweemanschap zou allerminst de eenheid van beleid, die Pronk ook zegt voor te staan, dienen. Integendeel, het zou een recept voor ruzie en verwarring zijn.
NRC Handelsblad van 28-01-1997, pagina 9