Europa: een achterhaald concept?
Het is niet dan met grote schroom dat ik aan dit artikel begin. Immers, op 15 januari heeft op deze pagina het Tweede-Kamerlid voor D66 B.R.A. van den Bos gedecreteerd dat eurosceptici ‘eens moeten ophouden de Europese verworvenheden ònder en de tekortkomingen òver te belichten’. En ik beken: ik ben een euroscepticus.
Ik heb meer recht op deze benaming dan degenen die in het Verenigd Koninkrijk zich zo noemen of genoemd worden, want dat zijn eurohaters, en dat ben ik niet (hoewel eurogelovigen geneigd zijn scepsis met haat gelijk te stellen). Tweede precisering: mijn euroscepsis betrof tot voor kort uitsluitend het ideaal van een Europese politieke eenheid.
Maar terug naar Van den Bos. Verscheidene lezers hebben in de brievenrubriek er al hun verbazing over uitgesproken dat een Kamerlid - en dan nog wel van D66 - een discussie over Europa wil verbieden. Zo'n discussie is immers alleen maar mogelijk als ook eurosceptici aan het woord komen, maar die moeten volgens Van den Bos ‘eens ophouden’.
Dat hij zo'n discussie niet wil, blijkt ten overvloede uit deze woorden van hem: ‘Maar zelfs bij ons is een debat zoals in het Verenigd Koninkrijk woedt, niet langer uitgesloten. Dit geeft te denken.’ We mogen over het debat in het Verenigd Koninkrijk denken zoals we willen, maar er is tenminste een debat. En is dat niet het wezen van de democratie?
Kortom, Van den Bos’ brandrede heeft, wat mij betreft, averechts effect gehad. Zo maak ik van de gelegenheid gebruik een merkwaardig verschijnsel te signaleren: een geleidelijke, bijna onmerkbare en zeker niet openlijk toegegeven, misschien zelfs onbewuste distantiëring door de ‘Europeanen’ van hun idealen van vroeger.
Wanneer je, bijvoorbeeld, in een discussie uiting geeft aan je scepsis ten opzichte van Europa's politieke integratie, krijg je vaak het antwoord: ja, maar het is nooit de bedoeling geweest een Verenigde Staten van Europa tot stand te laten komen. O, nee? En waarom heette Jean Monnets actiecomité dan Comité voor de Verenigde Staten van Europa?
Dat comité was in de jaren '50 en '60 een machtige pressiegroep. Het bestond uit de fractievoorzitters van de belangrijkste partijen uit de landen die toen lid waren van de Europese Economische Gemeenschap (EEG), voorloper van de Europese Unie (EU), plus de leiders van de vakbonden uit die landen. Blijkbaar was het hun ideaal wèl te komen tot een Verenigde Staten van Europa, maar dat is kennelijk nu vergeten - ook door mensen die die tijd nog hebben meegemaakt. Daar moeten we niets oneerlijks achter zoeken. Het menselijk geheugen is nu eenmaal selectief en zeeft ook graag gebeurtenissen en standpunten weg die niet kloppen met de werkelijkheid van vandaag. In het onderhavige geval komt dit neer op een minder idealistische, minder ambitieuze houding ten aanzien van Europa dan vroeger ingenomen werd.
Iemand die niet aan zo'n zelfbegoocheling onderhevig is, is L.A. Geelhoed, secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken. Tien jaar geleden was hij de auteur van een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), waarin betoogd werd dat de EU, mits van een efficiënter werkend besluitvormingsmechanisme voorzien, het nationale handelingsvermogen dat door de totstandkoming van de Europese interne markt weglekt, zou kunnen opvangen door een afdoende en veelomvattende beleidscoördinatie van bovenaf. Nu erkent hij dat die opvatting ‘niet meer houdbaar’ is.
Hij doet dat in een artikel in Economisch-Statistische Berichten (1 januari). Dit artikel heeft mij doen afvragen of mijn euroscepsis niet ook de economische integratie moet gelden, ten aanzien waarvan ik tot dusver minder sceptisch was geweest dan ten aanzien van de politieke.
Geelhoed betoogt immers dat wij ‘ons moeten realiseren dat sinds 1957 - jaar van het Verdrag van Rome, waarin besloten werd tot oprichting van de EEG - zowel de nationale als de internationale context waarbinnen het Europese integratieproces plaatsvindt, grondig zijn veranderd. In de nationale sfeer heeft in de jaren zestig en zeventig de expansie van de verzorgingsstaat plaatsgevonden (...). In de internationale sfeer heeft zich (...) een verregaande liberalisatie voorgedaan.
‘Het voortbestaan van nationale versies voor de inrichting van het sociaal-economische leven heeft ertoe geleid dat de interne markt nu nog allerminst de trekken vertoont van een homogene binnenmarkt.’ Die markt biedt nog ‘een uiterst heterogene en steeds opener wordende aanblik. Het ziet er niet naar uit dat de interne markt ooit haar oospronkelijk bedoelde vorm zal krijgen.
‘De internationalisering van steeds meer produktmarkten en van de kapitaalmarkt zal doorgaan. Dit houdt in dat de EU en de daarin verenigde nationale economieën gevoeliger worden voor technologische en economische verschuivingen op de wereldmarkt. De gedachte die in 1985 bij het streven naar de spoedige voltooiing van de interne markt voorop stond, namelijk de vorming van een homogene thuismarkt voor het Europese bedrijfsleven, blijkt zo door andere ontwikkelingen achterhaald.
Tegen de hier geschetste achtergrond is de economische beleidscoördinatie in een weldra gedeeltelijk voltooide EMU buitengewoon lastig.’ Ja, zij is ‘onrealistisch geworden’. Is dat een ramp? Moeten we beleidsconcurrentie - dat is: ‘Gebruik maken van de formele ruimte die de Europese integratie ons biedt om het beste antwoord te vinden op de eisen die de veranderende mondiale verhoudingen stellen’ - bestrijden?
Geelhoed vindt van niet: ‘Als we durven te onderkennen dat de relatief goede prestaties van de Nederlandse economie mede de vrucht zijn van beleidsconcurrentie, waarom zouden we dan niet de vrijheid nemen optimaal gebruik te maken van de bestaande ruimte?’
Getuigt deze opvatting van euroscepsis? Zo ja, dan is een euroscepticus naaste adviseur van minister-president Kok geworden, want Geelhoed wordt binnenkort secretaris-generaal van Algemene Zaken. Zou Van den Bos ook op hem zijn decreet: bek houden! willen toepassen?
Overigens doet Geelhoeds betoog erg denken aan het boek van Jean-Marie Guéhenno La fin de la démocratie (1994), die ook zegt dat het ideaal van het ene Europa feitelijk achterhaald is - ‘nogal gedateerd’, zegt hij - door wereldomspannende technologische en economische verschuivingen. Anders gezegd: de mondialisering heeft niet alleen de nationale staat, maar ook het verenigd Europa grotendeels overbodig gemaakt. Dat laatste geeft weer mogelijkheden voor de nationale staat.
NRC Handelsblad van 24-01-1997, pagina 7