Amerika erin houden
Lord Ismay, die van 1952 tot 1957 de eerste secretaris-generaal van de NAVO was, placht te zeggen dat het nut van deze verdragsorganisatie voor West-Europa was dat zij de Sovjet-Unie eruit, de Verenigde Staten erin, en Duitsland eronder hield.
De tijden zijn sindsdien wel veranderd. Het eerste doel is bereikt: de Sovjet-Unie is er niet in geslaagd haar macht over West-Europa uit te strekken. Zij is zelfs helemaal verdwenen. Ook het derde doel is bereikt, in zoverre als Duitsland, nu volledig geïntegreerd in het Westen, geen gevaar meer oplevert. En de Verenigde Staten? Is hun aanwezigheid in Europa, ja is de NAVO nog nodig, nu die twee doelen zijn bereikt? Het is gebleken dat, ook na het einde van de Koude Oorlog, Europa niet buiten de Verenigde Staten kan. In Bosnië kon het niets uitrichten; de Verenigde Staten wèl.
De NAVO is de belangrijkste structuur waarin Europese landen nauw met de Verenigde Staten samenwerken. Als, zoals gebleken is, de aanwezigheid van de Verenigde Staten in Europa nog nodig is, is dus de NAVO nog nodig, al is haar doel veranderd. Ja, we kunnen zeggen dat de Verenigde Staten ‘erin’ te houden, de belangrijkste bestaansreden van de NAVO geworden is.
Wanneer dus de Verenigde Staten erop aandringen dat Middeneuropese landen - te beginnen met Polen, Tsjechië en Hongarije - tot de NAVO toegelaten worden, dan is dat een wens die de Europese bondgenoten heel ernstig moeten nemen. Zo niet, dan zou de indruk in de Verenigde Staten wel eens versterkt kunnen worden, dat de Europeanen niet in hun eigen veiligheid geïnteresseerd zijn.
Die indruk bestaat al. De haast waarmee de meeste Europese bondgenoten, zodra de Koude Oorlog afgelopen was, op eigen houtje hun militaire uitgaven zijn gaan snoeien, was niet bepaald verheffend. Hun optreden in Bosnië was dat nog minder. Aan de nieuwe Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, een Tsjechische van geboorte, is dat zeker niet ontgaan.
Willen de Europese bondgenoten dat de Verenigde Staten een belangrijke, zo niet beslissende, rol in Europa blijven spelen, dan zullen zij terdege rekening moeten houden met deze stemming in de Verenigde Staten en dus ook met de voorstelling die de Verenigde Staten zich over Europa's veiligheid maken, en daartoe behoort de toetreding van Middeneuropese landen tot de NAVO.
Om militair-strategische redenen is die toetreding niet nodig. Rusland is nog wel een grote mogendheid, maar zijn strijdkrachten bevinden zich in een deplorabele staat. Het zal lange tijd duren alvorens het weer een gevaar is - althans voor West-Europa.
Nee, het zijn politieke redenen die die toetreding wenselijk maken. Het negatieve effect dat niet-toetreding zou hebben op de Amerikaanse bereidheid zich nog met Europa in te laten, is al genoemd. Niet minder belangrijk is de wens van de Middeneuropese landen zelf. In de eerste plaats willen zij deel uitmaken van de westerse gemeenschap. In de tweede plaats voelen zij nog wèl behoefte aan een tegenwicht tegen de potentiële macht van het naburige Rusland. Ook aan die wensen zullen de Westeuropeanen niet zomaar kunnen voorbijgaan. Het is ook hun belang dat er geen vacuüm in Midden-Europa ontstaat of - nog erger - dat frustraties zich er in nationalistische excessen uiten. Een zekere orde is er, ook in Westeuropees belang, nodig. En voor die orde is de NAVO een onmisbaar instrument. En wie NAVO zegt, zegt Amerika.
Dat ook de Verenigde Staten de toetreding van Middeneuropese landen in de eerste plaats zien als een politiek belang, blijkt wel hieruit dat zij, teneinde Rusland niet op stang te jagen, verklaard hebben dat er geen kernwapens op het gebied van de nieuwe NAVO-leden gestationeerd zullen worden. (Of die nieuwe leden deze tweede-klasstatus nu zo zullen appreciëren, is een andere vraag.) De Adviesraad Vrede en Veiligheid heeft zich ook over deze kwestie gebogen en zich, in een recent rapport, uitgesproken voor toetreding van Polen en Tsjechië. Ten aanzien van Hongarije maakt de raad een voorbehoud; toetreding van dat land ‘kan tot onvoorziene ontwikkelingen leiden vanwege de problemen over Hongaarse minderheden in Slowakije en Roemenië’.
Dit lijkt een zuinige beloning voor het voorbeeldige gedrag dat Hongarije, in tegenstelling tot zijn vooroorlogse politiek, in deze minderhedenkwestie heeft getoond. De boosdoeners zijn nu de Slowaken en Roemenen (althans de laatsten vóór de machtswisseling van november). Moeten de Hongaren boeten voor het wangedrag van de anderen? Het lijkt op z'n minst angstvallig (de raad zelf noemt het ‘behoedzaam’).
Dit alles gezegd hebbend, hebben we toch enigszins buiten de waard gerekend: de Verenigde Staten. Is het wel zo zeker dat zij zich, door toelating van nieuwe leden tot de NAVO, nog sterker willen binden aan Europa? Zeker, bij de laatste presidentsverkiezingen maakten beide kandidaten zich warm voor toelating (Dole zelfs nog meer dan Clinton), maar hoe staat het in de Senaat, die verdragen met een meerderheid van tweederden moet goedkeuren? En hoe staat het in het land? Wat dat betreft, was een recente column van Richard Cohen in The Washington Post onthullend. Deze vertelde van een debat dat onlangs in the Council on Foreign Relations te New York had plaatsgevonden tussen Richard Holbrooke (de architect van het Dayton-akkoord over Bosnië) en Michael Mandelbaum, hoogleraar aan de John Hopkins University en schrijver van een boek over het Europa van na de Koude Oorlog.
De eerste had voor uitbreiding van de NAVO met Middeneuropese landen gepleit, de tweede ertegen. Het verrassende nu was dat het gehoor - leden van de Council, een invloedrijk en traditioneel zeer internationalistisch orgaan - in meerderheid op de hand van Mandelbaum was. Die avond, schrijft Cohen, ‘verloor de NAVO - en zwaar’.
En hij stelt de retorische vraag: ‘Als een gezelschap internationalisten van dit gevoelen is, hoe zal uitbreiding van de NAVO dan vallen in Peoria, Illinois?’ Gebrek aan geestdrift in West-Europa zal deze stemming alleen maar versterken.
NRC Handelsblad van 17-12-1996, pagina 9