Een doorzichtige schaamlap
Aan de vooravond van de Europese top te Dublin zijn president Chirac en bondskanselier Kohl te Neurenberg bijeen geweest om de klokken gelijk te zetten.
Dat is blijkbaar niet helemaal gelukt. Le Monde constateert althans dat de bijeenkomst uit Frans oogpunt ‘teleurstellend’ was. Zo zijn de Duitsers op het belangrijkste punt, het stabiliteitspact dat de duurzame discipline van de deelnemers aan de Economische en Monetaire Unie (EMU) moet waarborgen, de Fransen niet tegemoet gekomen.
Daarentegen geven beiden hoog op van hun gemeenschappelijke vastberadenheid de georganiseerde criminaliteit en het drugsgevaar aan te pakken. Het zou niet te verbazen zijn als straks te Dublin alle pijlen gericht zullen worden op de Nederlandse boosdoener, teneinde het gebrek aan overeenstemming op belangrijkere punten te maskeren.
Op een ander punt zijn Frankrijk en Duitsland het ook eens geworden - althans ‘verregaand’ (zoals de Frankfurter Allgemeine schrijft, dus niet helemaal) -, en dat is de aanwijzing van een functionaris die ‘gezicht en stem’ moet geven aan de gemeenschappelijke buitenlandse politiek van de Europese Unie.
Dat is een rampzalig voorstel. Zelfs als daar een zware persoonlijkheid voor wordt aangezocht - er is sprake geweest van oud-president Giscard d'Estaing - kan zo'n man niet meer doen dan proberen vijftien verschillende buitenlandse politieken te coördineren. Zelf beleid vormen zal hij niet kunnen. En als hij moet onderhandelen met derde landen, zal hij bij elke concessie ruggespraak moeten houden met zijn vijftien bazen. Mooie onderhandelaar.
Daarbij komt dat voortdurende onmin met de Europese commissaris voor externe betrekkingen (nu de Nederlander Van den Broek) als 't ware is voorgeprogrammeerd, terwijl het ook allerminst zeker is dat de vijftien ministers bij voorbaat bij al zijn faits et gestes zullen staan applaudisseren. Kortom, die man moet als een schaamlap dienen voor het gebrek aan gemeenschappelijk beleid, een schaamlap die echter spoedig doorzichtig zal blijken te zijn.
Een buitenlandse politiek die slagvaardig en effectief wil zijn, kan in laatste aanleg slechts door één persoon bepaald worden (gesteund door een publieke opinie natuurlijk), en zelfs dan is succes allesbehalve gegarandeerd. Immers, buitenlandse politiek heeft met anderen te maken, anderen over wier doen en laten, beweegredenen en vermogens een buitenlandse staatsman, al is hij nog zo knap, geen controle heeft.
Buitenlandse politiek is dus bij uitstek labyrintisch. Daar waren de vier schrijvers die deze week bij Bernard Pivots Bouillon de Culture (TV5) te gast waren, het over eens, en dan hadden ze het nog niet eens over een buitenlandse politiek die de belangen en inzichten van vijftien verschillende landen moet behartigen. De man die daarvan het gezicht en de stem moet zijn, moet wel een duivelskunstenaar zijn of anders een kameleon.
Aanleiding voor dit programma was het laatste boek van Jacques Attali, lange tijd rechterhand van president Mitterrand: Chemins de sagesse: traité du labyrinthe. Hoewel Mitterrand zelf, naar aller opvatting, een typische labyrintische figuur was geweest, bevat Attali's boek geen confidenties uit het Elysée (anders dan zijn eerdere boek Verbatim, waarin hij uit die school klapte).
Zijn theorie was niet helemaal onbekend. Van de zomer had hij in een artikel in Le Monde al de these verdedigd dat de geschiedenis geen lineair proces is, zoals sinds de Renaissance veelal algemeen werd aangenomen (er is vooruitgang of achteruitgang), maar een baaierd van gelijktijdige en tegengestelde verschijnselen. Een labyrinth, kortom.
Het lid van de Académie française Jean Dutourd nam een ander standpunt in. Hij was voorstander van de directe lijn, zoals de Gaulle die had gepraktiseerd. Alle kwalen van de negentiende en de twintigste eeuw schreef hij aan de Franse Revolutie en het daarop volgende keizerrijk van Napoleon toe. Oorlogen waren tot dan toe vrij beschaafd geweest, van toen af aan werden zij steeds totaler - met de bekende gevolgen.
Dutourd kwam wel een beetje in de knoop met zichzelf, want als iemand een man van de rechte lijn of directe actie is geweest, was het wel Napoleon. Hij was de eerste dictator, die miljoenen mobiliseerde en biologeerde. Als de Franse koning Lodewijk XV niet in 1768 Corsica van de Genuezen had gekocht, zou Napoleon, die een jaar later geboren werd, zijn ambities en genie niet in Frankrijk hebben ontplooid (en zou er geen Empire zijn geweest), maar waarschijnlijk in Oostenrijk, waar hij le feld-maréchal von Bonaparte zou zijn geworden (zo de titel van Dutourds nieuwste boek).
In dat boek behandelt hij meer ‘iffy questions’ (zoals F.D. Roosevelt dat noemde): als dat niet was gebeurd, dan zou... enzovoort, enzovoort. Als Lodewijk XVI, op de ‘vlucht naar Varennes’, niet was herkend door een postmeester, zou hij zich bij Frankrijks vijanden hebben kunnen aansluiten en zou de Revolutie zijn neergeslagen. Inderdaad hangt de geschiedenis van allerlei toevalligheden aaneen, maar dat maakt haar juist zo labyrintisch. Het was dus niet helemaal begrijpelijk waarom Dutourd zo tegen Attali's these was.
De andere schrijvers waren Hubert Védrine, die onder Mitterrand secretaris-generaal van het Elysée was geweest en zojuist een boek over die jaren had gepubliceerd (Les mondes de Francois Mitterrand), en Patrick Conty, een wetenschapsman wiens boek La géométrie du labyrinthe blijkbaar zo moeilijk is dat Pivot bekende het niet begrepen te hebben. De discussie ging dan ook grotendeels aan Conty voorbij.
Maar daar was iedereen het over eens: het labyrint was een metafoor voor deze tijd geworden: Internet, de klaverbladen rond de steden waar de kaarsrechte routes nationales van Napoleon op uit kwamen, het menselijk brein, de doolhoven der bureaucratie. Waar moet dat op uitlopen? De Egyptische en Kretenzische labyrinten, waaruit ontsnappen niet mogelijk was, symboliseerden het dodenrijk.
NRC Handelsblad van 13-12-1996, pagina 7