De tekenen verkeerd gelezen
Over het ontstaan van de Koude Oorlog zijn boekenkasten vol geschreven. Ja, de discussie duurt nog voort, en intussen zijn de eerste boeken over het einde ervan verschenen. Over het tijdstip van dat einde zijn, anders dan over dat van het begin, de geleerden het vrijwel eens. Het valt ongeveer samen met de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991, al kondigde het zich al geruime tijd aan.
Over de oorzaak van dat einde verschillen de meningen echter. Daarover heeft onlangs een debat plaatsgehad in het maandblad Socialisme en Democratie. Aanleiding was een artikel van de historicus R. Havenaar in het oktobernummer, waarin hij de sociaal-democratie ervan beschuldigde de tekenen verkeerd gelezen te hebben - vooral in de laatste tien jaar van de Koude Oorlog.
Die stelling is natuurlijk niet onbeantwoord gebleven. Vooral interessant zijn de antwoorden van diegenen die in die tijd actief invloed hebben proberen uit te oefenen op het verloop van de Koude Oorlog, en dat zijn het Kamerlid Maarten van Traa, toentertijd internationaal secretaris van de PvdA, en Mient Jan Faber, secretaris van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), dat in die jaren honderdduizenden op straat wist te krijgen in protest tegen de plaatsing van middellange-afstandsraketten als antwoord op de reeds geplaatste Russische SS-20-raketten.
Met die SS-20's dacht de Sovjet-Unie West-Europa in gijzeling te kunnen nemen. Immers, het enige effectieve wapen dat de Amerikaanse bondgenoten daartegen zouden kunnen inzetten, waren lange-afstandsraketten, en het was de vraag of de Amerikanen, als puntje bij paaltje kwam, daartoe bereid zouden zijn, een tegenaanval op eigen grondgebied riskerend. Vandaar dat de sociaal-democratische bondskanselier van West-Duitsland Helmut Schmidt in 1977 de kat de bel aanbond en om plaatsing van middellange-afstandsraketten op West-Europese bodem vroeg. Zijn partij volgde hem echter niet, en ook de andere sociaal-democratische partijen van West-Europa, met uitzondering van de Franse, keerden zich tegen die plaatsing, in Nederland onder het motto van het IKV: ‘Kernwapens de wereld uit, te beginnen met Nederland’. Het waren de christen-democraten (die overigens in Nederland op dit punt verdeeld waren) en de liberalen die de klus klaarden en het besluit tot plaatsing namen.
Het is nu een van Havenaars stellingen ‘dat niet alleen de plaatsing in West-Europa van Amerikaanse raketten, maar ook, en wellicht nog meer, de bewapeningsinitiatieven van Reagan (die in 1981 president van de Verenigde Staten werd) zeker invloed hebben gehad op de conclusie van het Moskouse Politbureau dat een nieuwe politiek onontkoombaar was.
‘De druk die uitging van het gevaar dat het Westen de Sovjet-Unie een nieuwe wedloop zou opdringen, versnelde de noodzaak de vraag te beantwoorden hoe de technologisch-economische achterstand kon worden weggewerkt: door oude recepten of door een radicale hervorming. Deze pressie kwam niet dankzij, maar ondanks het grootste deel van de sociaal-democratie tot stand.’
We weten nu dat per slot van rekening gekozen is voor radicale hervorming. Exponent van die keuze was Gorbatsjov, die in 1985 aan de macht kwam. Spoedig ervan overtuigd dat de Sovjet-Unie de wapenwedloop technologisch en economisch niet meer aankon, gooide hij ook het roer in de buitenlandse politiek om. Dat was het begin van het einde van de Koude Oorlog.
Dat de sociaal-democratie en de ‘vredesbeweging’ (in Nederland het IKV) daaraan niet hebben bijgedragen, is een stelling die Van Traa en Faber natuurlijk niet kunnen aanvaarden. Maar interessant is dat beiden achteraf wèl ook president Reagan de eer geven die hem toekomt. Nu, dat hadden ze in de jaren '80 niet moeten wagen! De verklaring dat ze intussen boeken hebben gelezen die hen tot andere gedachten gebracht hebben, bevredigt niet, want ook in die tijd zelf werd - onder andere in deze rubriek - de mogelijkheid wel geopperd dat Reagans bewapeningspolitiek (vooral zijn verdedigingsschild SDI) de Sovjet-Unie op een technologische achterstand zou brengen die niet meer in te halen viel en haar er daarom toe dwong een einde aan de confrontatie te maken.
Van Traa erkent achteraf ook fouten die de sociaal-democratie gemaakt heeft. Bijvoorbeeld: ‘Onze PvdA-zwakte was op alles nee te zeggen wat geen plaatsing van nul raketten inhield’. Inderdaad, zo kreeg Den Uyl, toen hij zich op een goed ogenblik aan een journalist liet ontvallen dat er misschien wat te zeggen viel voor plaatsing van die raketten op zeeschepen, de wind van voren van Van Traa en moest hij dit idee laten vallen.
Ook zegt hij nu dat meer steun aan dissidente bewegingen als Charta 77 (in Tsjechoslowakije) en Solidarnosc (in Polen) ‘niet misstaan’ zou hebben. Hier spreekt hij vermoedelijk voor de PvdA, want Fabers stelling is juist dat de steun die zijn IKV aan zulke bewegingen gaf, de positie van de Sovjet-Unie meehielp te ondermijnen en daardoor een belangrijke bijdrage leverde aan het eind van de Koude Oorlog.
De vraag is echter welke betekenis de machthebbers van de Sovjet-Unie aan die bewegingen hechtten. Zeker vonden zij ze hinderlijk, evenals zij de steun die die bewegingen uit het Westen kregen, hinderlijk vonden. Maar nog in 1968 hadden zij in Tsjechoslowakije getoond er niet voor terug te deinzen rebellie neer te slaan. Jaruzelski deed dat trouwens in Polen nog in 1981.
Het IKV dat voor de dissidenten opkwam - overigens pas nadat anderen het verweten hadden ze te negeren -, zal dus door Moskou op dit punt als hinderlijk zijn ervaren. Maar daar stond tegenover dat het in het IKV, dat massaal verzet tegen de raketten wist te organiseren, een ‘objectieve’ bondgenoot moet hebben gezien. Dat verzet ondermijnde immers de weerstand van het Westen. Als mensen die in de eerste plaats in machtstermen dachten, moeten de Sovjet-machthebbers van het IKV dus eerder plezier dan displezier hebben gehad.
Trouwens: zolang we over de betekenis die het IKV voor de dissidenten - en dus indirect voor het eind van de Koude Oorlog - heeft gehad, alleen maar kunnen afgaan op getuigenissen van het IKV zelf, en niet of nauwelijks op die van voormalige dissidenten, moeten we een dik vraagteken zetten achter Fabers stelling. De dissidenten waren natuurlijk dankbaar voor elke steun die ze kregen, maar dat betekent niet dat zij het ook eens waren met de kijk van het IKV op de Sovjet-Unie.
Het voorbehoud dat er nog heel wat analyses en memoires moeten verschijnen en nog heel wat archieven open moeten gaan, geldt ook voor mijn globale verklaring van het eind van de Koude Oorlog: dit is veroorzaakt door de zwakheid die inherent was aan het sovjetsysteem, en aan de sovjetheerschappij over Midden-Europa, en verhaast door de politiek van Reagan (die overigens op het juiste ogenblik Gorbatsjovs hand wist te grijpen), terwijl het beleid van de sociaal-democratie (sinds ongeveer de jaren '70/'80) en van de ‘vredesbeweging’ eerder vertragend op dat einde heeft gewerkt.
NRC Handelsblad van 29-11-1996, pagina 7