Europese verlakkerij
Toen, in januari 1994, president Clinton op de Grote Markt van Brussel verkondigde dat ‘de nieuwe veiligheid (van Europa) moet worden gevonden in de Europese integratie’ en toen vervolgens het communiqué van de NAVO-topconferentie, eveneens in Brussel gehouden, niet minder dan vijfmaal een ‘Europese pijler’ in de NAVO verwelkomde, juichten de Europeanen: eindelijk hadden de Verenigde Staten Europa als gelijkwaardige partner in defensiezaken erkend!
Weliswaar waren er ook toen de eeuwige zwartkijkers. Zo vroeg deze rubiek zich af ‘of deze plotselinge geestdrift voor een Europese “pijler” niet een Amerikaanse behoefte maskeert zich losser te maken van Europese ontwikkelingen en die aan de Europeanen over te laten’ en sloot ook Le Monde de mogelijkheid niet uit dat die geestdrift opnieuw een teken van een Amerikaans disengagement was.
Maar het hoerageroep overheerste in Europa, en trouwens het pessimisme van de sceptici leek twee jaar later helemaal gelogenstraft te zijn toen de Amerikanen in een paar weken in Bosnië een oplossing, waar de Europeanen jarenlang tevergeefs voor geijverd hadden, doorzetten en bereid bleken voor de uitvoering ervan troepen naar Bosnië te sturen - een episode overigens die de Europeanen eerder tot schaamte dan tot trots zou moeten strekken.
De tijd zal leren of die oplossing beklijven zal en of de Europeanen, na het vertrek van de Amerikaanse troepen tegen het eind van dit jaar, in staat zullen zijn de orde in Bosnië te handhaven. Zo niet, dan zou dat aan de Europees-Amerikaanse verhouding, die er in januari 1994 zo heerlijk uitzag, wel eens ernstig afbreuk kunnen doen. De hoon die de onderhandelaar Richard Holbrooke onlangs uitgoot over de Europeanen, die niet eens in staat waren geweest een Turks-Griekse ruzie over een onbewoond eilandje te beëindigen, zou dan gemeengoed onder de Amerikanen worden - zo dat al niet het geval is.
Maar vandaag wil ik de aandacht vestigen op een andere ontwikkeling die, indien zij doorzet, niet bevorderlijk is voor een evenwichtige verhouding tussen Europa en Amerika. Dit keer niet een politieke, maar een technische ontwikkeling, en wel de reusachtige voorsprong die de Amerikaanse militaire technologie heeft op de Europese (beter gezegd: de technologie van de Europeanen, want een Europese technologie bestaat niet).
Generaal Klaus Naumann, voorzitter van het Militaire Comité van de NAVO, spreekt van een ‘steeds breder wordende kloof, die op den duur tot grote verdeeldheid zou kunnen leiden’. In elk geval zijn de Europeanen meer dan ooit afhankelijk van de Amerikaanse militaire macht - thans van Amerika's conventionele macht, want het nucleaire wapen speelt na het eind van de Koude Oorlog een veel geringere rol.
Die afhankelijkheid was al gebleken in de Golfoorlog, waarin de Franse en Britse eenheden het zonder de Amerikaanse logistieke en inlichtingensystemen niet bleken te kunnen rooien. Het is één van de redenen geweest waarom Frankrijk allengs meer toenadering tot de NAVO is gaan zoeken.
Een andere reden was dat Frankrijk, zeker wanneer het aan de voorwaarden van de Europese Economische en Monetaire Unie wilde voldoen, aanzienlijk moest gaan snoeien in zijn strijdkrachten, die in de conceptie van De Gaulle en zijn opvolgers - incluis de socialist Mitterrand - bedoeld waren als waarborg voor een waarlijk onafhankelijke politiek. Maar andere Europese landen waren Frankrijk al voorgegaan in het bezuinigen op hun militaire begrotingen.
Gevolg is, onder andere, dat terwijl de Europese bondgenoten in 1995 - dus vóór de Franse bezuinigingen - samen 13,5 miljard dollar (of 8,3 procent van hun gezamenlijke defensiebegrotingen) besteedden aan defensieresearch en - ontwikkeling, de overeenkomstige Amerikaanse cijfers 35,4 miljard en 14 procent waren. Daarbij moet nog, gezien het gebrek aan eenheid op dit gebied, rekening worden gehouden met aanzienlijke doublures aan Europese kant, wat de doelmatigheid van de Europese inspanning niet ten goede komt.
Nu zal men zeggen: wat voor zin heeft het nog om, na het eind van de Koude Oorlog en de ineenstorting van de Sovjet-Unie, veel geld aan defensie uit te geven? Dat is het punt niet. Waar het om gaat is dat een Europa dat een gelijkwaardige pijler in een Atlantisch deelgenootschap wil zijn, in staat zou moeten zijn om, net als de Verenigde Staten, operaties zoals in de Golfoorlog, dus tegen roofstaten als Irak, uit te voeren. Dat kan het niet zolang het zo'n achterstand heeft op de Verenigde Staten; en zolang dat zo is, blijft het afhankelijk van de Verenigde Staten en blijft het gepraat over een Europese pijler grootspraak, zo niet verlakkerij.
Ook als die verlakkerij grotendeels zelfverlakkerij is - de Amerikanen hebben de werkelijke toestand allang door - blijft het verlakkerij. Een gebouw dat op twee pijlers rust, waarvan de ene veel zwaarder is en blijft dan de andere (voor zover die laatste überhaupt bestaat), lijdt op z'n minst aan een constructiefout. Laten we dus, om te beginnen, afstappen van dat woord pijler, dat veel meer suggereert dan Europa ooit kan waarmaken.
Aan die Europese achterstand, dus afhankelijkheid, zal voorlopig wel geen eind komen. Nu is dat voor sommige Europese landen helemaal geen bezwaar. Zo heeft Nederland zich sinds 1945 altijd heel wel bevonden in die afhankelijkheid van de Verenigde Staten (zeker wanneer deze ons niet verhinderde tegelijk flink tegen de Amerikaanse politiek, bijvoorbeeld in Vietnam of El Salvador, aan te schoppen).
Maar andere landen zullen meer moeite hebben met het aanvaarden van die afhankelijkheidsrelatie. Frankrijk bijvoorbeeld. Zijn - op zichzelf welkome - terugkeer tot de NAVO betekent niet noodzakelijkerwijs dat het zich nu als gemakkelijke bondgenoot zal gedragen. Doet het dit niet, dan zal dat, op zijn beurt, de Amerikanen steeds meer ergeren, die terecht vinden dat de Europese pretenties - want Frankrijk zal zich altijd aanmatigen plaatsvervangend voor Europa te spreken - niet overeenstemmen met de Europese prestaties.
Kortom, in januari 1994 mogen de professionele zwartkijkers misschien te vroeg uiting hebben gegeven aan hun pessimisme, de juichers hebben bijna zeker te vroeg hoera geroepen over de erkenning van een Europese pijler door de Verenigde Staten.
P.S. De gegevens in dit artikel zijn grotendeels ontleend aan een artikel van de Washington Post Service, dat in de International Herald Tribune van 30 juli stond.
NRC Handelsblad van 02-08-1996, pagina 7