Is er een weg terug?
Twee decennia en langer geleden had de VVD mr. Harm van Riel als denker. Een kleurrijk man, wiens invloed in de partij zelf evenwel minder intellectueel dan wel machiavellistisch was. De politieke carrière van menig liberaal - die van minister Korthals bijvoorbeeld - heeft hij met zijn intriges gebroken.
Zijn meer beschouwelijke gedachten spuide hij vooral in gesprekken met progressieve journalisten en in zijn postuum verschenen Geschiedenis van het Nederlandse liberalisme in de negentiende eeuw (1982), en die gedachten waren uitgesproken conservatief - van een in ons land weinig voorkomend soort conservatisme overigens: hiërarchisch, Duits.
Bijna zestien jaar na Van Riels dood lijkt een nieuw soort beschouwelijk conservatisme zich te roeren in de periferie van de VVD, een partij die zelf weinig geneigd is tot intellectuele reflectie. Zeker, haar politieke leider, Frits Bolkestein, is daar wèl toe geneigd en belijdt, wanneer hij aan die neiging toegeeft, een cultureel conservatisme, maar als politiek leider moet hij zelfbeperking betrachten.
Een onversneden conservatief geluid doet echter dr. Andreas Kinneging horen. Hij is een van de jonge denkers die de VVD langzamerhand rijk is geworden en maakt deel uit van de commissie die voor die partij een nieuw beginselprogramma schrijft. In de Volkskrant van 18 mei ontvouwt hij een interessante stelling.
Die stelling komt hierop neer dat het ‘libertaire liberalisme’, zoals dat in het begin van de jaren tachtig onder Nijpels hoogtij vierde (‘gewoon jezelf zijn’), niet een reactie was op de culturele revolutie van de jaren zestig, maar in het verlengde daarvan lag. Ja, die culturele revolutie, die algemeen als links wordt beschouwd, was de ‘wegbereider’ van de ‘hedendaagse libertaire golf’.
Immers, beide gaan (of gingen, want die culturele revolutie is nu wel dood) uit van de ‘notie van zelfrealisatie of zelfontplooiing’ en van de vooronderstelling dat de mens van nature goed is. ‘De menselijke begeerten (...) dienen te worden gerealiseerd, teneinde het “nut” te realiseren.’
Kinneging vindt dat alles baarlijke onzin. Hij gelooft niet dat de mens van nature goed is, en dat is, om te beginnen, al een weinig liberaal geluid. De liberalen immers zijn, evenals de socialisten, erfgenamen van de Verlichting, die de goedheid van de mens proclameerde.
Ja, sommigen zullen Kinneging zelfs reactionair noemen. Hij wil namelijk dat we ‘snel op onze wegen terugkeren’, want ‘“de jaren zestig” hebben de doodsklap gegeven aan wat eeuwenlang de twee pijlers van de westerse beschaving waren: het klassiek-humanistische erfgoed en de christelijke tradities’.
Nu kan men zich afvragen of, als die twee pijlers van de westerse beschaving inderdaad een doodsklap hebben gekregen, de weg terug nog wel zin heeft. Maar de boodschap is duidelijk: alleen door hernieuwde geestelijke kennismaking met het klassiek-humanistische erfgoed en de christelijke tradities kunnen we weer ‘een zuivere en heldere blik krijgen op de functie, betekenis en voorwaarden van de rechtsstaat, het familieleven, het onderwijsbestel’ enzovoort.
Kinneging keert zich dus tegen zowel de linkse als de rechtse produkten van de jaren zestig, tegen zowel de culturele revolutie als het juppieliberalisme, dat alles door de markt wil laten bepalen. In zijn verzet tegen het laatste verdedigt hij een duidelijk cultureel conservatisme, dat ook andere waarden huldigt dan de markt.
Hij is niet de eerste die wijst op de tegenstelling die er bestaat tussen conservatieve waarden en het libertaire liberalisme, dat in feite amoreel is. In 1980, het jaar waarin de zogenaamd conservatieve Republikein Reagan tot president werd gekozen, wees de inderdaad conservatieve columnist George F. Will al op de tegenstelling tussen ‘cultureel conservatisme’ en ‘kapitalistische dynamiek’, waardoor Reagan zich liet leiden.
Voor de revolutionaire kracht van het kapitalisme had Karl Marx al een ‘reaganeske' eerbied’, schrijft Will. Immers, dit ‘ondermijnt traditionele sociale structuren en waarden: het is een niet aflatende motor van verandering, een revolutionare opwekker van begeerten, een vergroter van verwachtingen en ongeduld’.
‘Republikeinen’, zo zegt hij (en hun Nederlandse tegenhangers kunnen zich dit ook aantrekken), ‘zien geen verband tusen de culturele verschijnselen die zij betreuren en de kapitalistische cultuur die zij beloven te versterken; geen verband tussen enerzijds de talrijker wordende bewijzen van toegevendheid en nationaal verval (pornografie, promiscuïteit, abortus, echtscheiding en andere vormen van gebrek aan discipline) en anderzijds het onvermoeibaar nastreven van steeds directere, intensievere en grootschaliger, materiële bevrediging.’
Een duidelijke conservatieve kritiek dus op het libertaire liberalisme van Reagan - een kritiek als Kinneging nu, zestien jaar later, richt op het libertaire liberalisme, voor zover zich dit nog in de VVD manifesteert. We mogen benieuwd zijn naar de uitkomst van het debat dat zich waarschijnlijk wel zal ontspinnen over het concept-beginselprogramma.
‘Te vrezen valt’, schrijft Bas van Stokkom, die in de Volkskrant van 25 mei reageert op Kinneging, ‘dat de partij cultuurconservatieve noties niet kan en wil opnemen, met name omdat de voortvarendheid van de economische markt een geheel andere houding verlangt.’
Maar niet alleen dáárom. Er is een algemene weerzin in de partij tegen intellectuele discussies. Van Riel constateerde dat al in zijn tijd. Hij schreef dit toe aan het feit dat VVD'ers in het algemeen tevreden mensen waren, en dat wilde hij zo laten. Daarom betreurde hij die afwezigheid van ideologisch discours per slot van rekening niet.
Minister Dijkstal laat eenzelfde geluid horen in een interview met Vrij Nederland (25 mei). Over de voorstellen van de Teldersstichting en van Bolkestein om christelijke waarden weer in het beginselprogramma op te nemen zegt hij het ‘jammer te vinden dat de discussie binnen de partij nu die kant op gaat’.
Dit is het recht-op-en-neer of geen-flauwe-kul-liberalisme waar de partij zich het meest bij thuis voelt. Dijkstal ziet daarom mevrouw Jorritsma al als toekomstig partijleider: ‘Ze heeft gezond verstand, ze is nuchter, ze heeft geen last van kouwe kak.’ Een bedreiging voor Bolkestein? In elk geval zal het interessant zijn te zien of hij tegen deze weerzin vast zal houden aan zijn cultuurconservatisme.
NRC Handelsblad van 28-05-1996, pagina 9