1996
Onverdraagzame verdraagzaamheid
Het was eerste kerstdag. Het echtpaar zou die avond bij vrienden doorbrengen. Oma zou op de kinderen passen en naar de koningin luisteren. Toen het echtpaar thuiskwam, vroegen ze: ‘En moeder, hoe was de koningin?’ ‘O, heel mooi!’ ‘En waar heeft ze het over gehad?’ ‘Dat weet ik niet, maar het was heel mooi.’
Dat was meer dan veertig jaar geleden, en het was een andere koningin. Maar zouden de gevoelens die de kersttoespraken van onze tegenwoordige koningin opwekken, ook heel anders zijn? Het is te betwijfelen, en zo niet, dan is het ook niet erg. Immers, de kracht van het koningschap berust op zulke gevoelens, en het zijn juist vrouwen die ze oproepen. Prins Willem Alexander wacht een zware taak.
Er is ook een technische kant aan de zaak. Niet iedereen is op kerstavond in staat zich volledig te concentreren, en de toespraken van de koningin vergen, om goed begrepen te worden, juist sterke concentratie. Wie kan onmiddellijk de waarheid van, bijvoorbeeld, deze woorden tot zich laten doordringen: ‘Van ouderen mag worden verwacht dat zij jongeren voorgaan in verdraagzaamheid en respect voor medemensen, natuur en dingen van waarde’?
Het toeval wilde dat ik, na enige dagen in het buitenland te hebben vertoefd, op één avond de toespraak van de koningin in de krant las en het artikel van mijn collega Rita Kohnstamm in de krant van 30 december, waarin zij het ook over verdraagzaamheid had en dit ervan zei: ‘Ik wil wel tolerant zijn, maar soms is verdraagzaamheid de goedkoopste manier om uit een moreel dilemma te komen.’
Hoeveel diepzinniger is deze opmerking dan de algemene waarheden waartoe onze koningin, krachtens haar positie, zich moet bepalen! Het is de concrete situatie die uitmaakt of het beginsel van de verdraagzaamheid iets betekent.
Rita Kohnstamms concrete situatie was deze: ‘Een dezer dagen diende een rechtszaak tegen een in Nederland wonende islamitische man die zijn vrouw heeft vermoord. De reden was dat zij hem had verlaten en met een vriend was gaan samenwonen, met wie zij ook een dochtertje had. Midden op de dag heeft hij haar gedood, terwijl zij met haar tweejarig kindje over straat liep.’
Dit geval werd op de televisie behandeld, en ‘in zo'n programma over achtergronden zou je toch op z'n minst commentaar verwachten op het godvergeten onfatsoen (...), in deze tijd, in dit land. Maar nee, eigenlijk alleen maar begrip. Andere cultuur, andere zeden.’ En dat bracht Rita Kohnstamm op haar opmerking over verdraagzaamheid.
Maar al die mensen die overlopen van begrip voor andere culturen en andere zeden, kunnen ook aardig onverdraagzaam zijn. Een paar jaar geleden - ik schreef er indertijd over - had Sonja een paar jonge Nederlanders in haar programma te gast die voor zichzelf besloten hadden geen voorechtelijk geslachtsverkeer te hebben. Groot gelach, ja hoon in de zaal, en Sonja zat er ook met grote ogen van verbazing en onbegrip bij te kijken.
Wat is de verdraagzaamheid van die mensen waard? Als het mohammedanen of mensen met een andere huidskleur waren geweest die zo'n getuigenis hadden afgelegd, zouden ze wel stilletjes zijn geweest - vol bewondering misschien voor die andere culturen en zeden. Immers, discriminatie is verkeerd. Maar ze zouden dan niet beseft hebben dat ze zelf druk bezig waren te discrimineren: tussen de zeden van allochtonen, die gerespecteerd moeten worden, en die van landgenoten, die aan de spot prijsgegeven mogen worden.
Als we zo vol begrip moeten zijn voor andere culturen en zeden, dan moeten we ook niet protesteren tegen wat wij als misstanden in andere landen beschouwen, want dat behoort doorgaans tot hun culturen en zeden.
Minister Pronk geeft dan ook miljoenen ontwikkelingshulp aan China, hoewel in dat land de mensenrechten met de voeten getreden worden en het - indirect met ons geld - kernproeven uitvoert, iets wat de Franse president Chirac alom op protesten en boycot komt te staan. Voor de een geldt verdraagzaamheid, voor de ander niet.
Maar het is de vraag of Pronk die hulp aan China geeft uit begrip voor 's lands cultuur en zeden. In andere gevallen, Indonesië bijvoorbeeld, is hij bereid gebleken de betrekkingen met Nederland op het spel te zetten, omdat het land in kwestie niet handelde conform onze cultuur en zeden. Kortom, het is weer de concrete situatie die uitmaakt of het beginsel van verdraagzaamheid iets betekent.
Op een meer principieel niveau kunnen we, met prof. E.H. Kossmann in zijn Coornhertrede van 1984, zeggen dat in het vocabulaire van de verdraagzaamheid, ‘hoe goed ook bedoeld, arrogantie en onverdraagzaamheid doorklinkt’. Niet alleen in de praktijk, maar ook in het beginsel der verdraagzaamheid zelf.
Immers, het is zoals twee achttiende-eeuwse revolutionairen, die Kohnstamm aanhaalde, zeiden. Mirabeau: ‘Het bestaan van enige autoriteit die het recht heeft iets te tolereren vormt een inbreuk op de meningsvrijheid, omdat zij iets tolereert en dus ook niet kan tolereren.’ En Thomas Paine: ‘Tolerantie is niet het tegendeel van intolerantie, het is er de vervalsing van. Beide zijn despotismen. De ene matigt zich het recht aan, gewetensvrijheid niet, en de andere haar wèl toe te staan.’
NRC Handelsblad van 02-01-1996, pagina 9