Een briefkaart naar Karadzic
Koningin Emma, de overgrootmoeder van onze huidige vorstin en degeen die, na de dood van de nauwelijks toerekeningsvatbare koning Willem III, de monarchie gered heeft, - koningin Emma dan heeft het Nederlandse volk de boodschap nagelaten dat dit alles moet doen waarin een klein volk groot kan zijn.
Nu, in één ding zijn we ongetwijfeld groot: we zijn grote briefkaartenschrijvers of liever: briefkaartenstuurders, want de tekst wordt ons voorgekauwd. En die voorgekauwde tekst ondertekenend, koesteren we onszelf in zelfvoldaanheid over eigen braafheid, die een compensatie is voor eigen kleinheid.
Twee jaar geleden stuurden tienduizenden, opgejut door een radiozender, briefkaarten met de tekst ‘ik ben woedend’ naar Bonn wegens een brandstichting in Solingen, waarbij vijf Turkse vrouwen en kinderen waren omgekomen. Achteraf werd bekend dat zelfs de toenmalige minister van justitie, Hirsch Ballin, zo'n briefkaart had gestuurd. Zoiets konden wij doen, met ons sinds eeuwen onbesmet blazoen.
Nu worden wij opnieuw opgeroepen briefkaarten te sturen, nu naar de leider van de Bosnisch-Servische republiek, Radovan Karadzic. Deze keer is de tekst minder primitief, maar hij gloeit niet minder van morele verontwaardiging. Hij luidt: ‘Wij zijn geschokt door de schending van mensenrechten die door alle partijen in het conflict in Bosnië-Herzegovina worden begaan. De laatste weken worden we geconfronteerd met berichten over mensenrechtenschendingen waaraan de bevolking is blootgesteld in die gebieden die zijn ingenomen door uw troepen. U kunt ervoor zorgen dat deze schendingen ophouden. Daarom doe ik een dringend beroep op u om het uiterste te doen om deze wandaden te stoppen.’
Het is een gematigde tekst. De enige schoonheidsfout is dat hij eerst spreekt van berichten over mensenrechtenschendingen, in het midden latend of die berichten juist zijn, om dan stilzwijgend over te gaan tot het constateren van deze schendingen en deze wandaden. Deze tekst verdient, los van zijn strekking, geen eerste prijs.
Maar het is ons hier niet om tekstkritiek te doen. Belangrijker is de vraag welk effect hij op Karadzic zal hebben - op een ogenblik dat er berichten binnenkomen over de verdrijving van vijftienduizend Bosnische Serviërs uit de door de Kroaten veroverde gebieden in West-Bosnië. Zal die tekst enig effect op hem hebben? Want dat is toch de bedoeling? We mogen toch niet aannemen dat de bedoeling zelfbevrediging is?
Het toeval wil dat ik dezer dagen net zat te lezen in Henry Kissingers Diplomacy, en wel het hoofdstuk dat de betrekkingen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in de laatste dagen van en de eerste dagen na de Tweede Wereldoorlog behandelt.
De Verenigde Staten maakten zich zorgen over de wijze waarop de Sovjet-Unie in de bevrijde dan wel veroverde gebieden van Oost-Europa - voornamelijk Polen, Roemenië en Bulgarije - de vrije meningsuiting onderdrukte ten voordele van de plaatselijke communistische partijen. Dat was, in Amerikaanse ogen, in strijd met wat enige maanden tevoren in Jalta was afgesproken, waar de Sovjet-Unie had beloofd vrije verkiezingen in die landen te zullen toelaten.
Kissinger schrijft hierover dat ‘Stalin oprecht niet begreep waarom Amerikaanse leiders zich zo druk maakten over de interne structuur van de Oosteuropese staten, waarvoor zij geen enkel strategisch belang hadden getoond. Het hameren van de Amerikanen op beginselen, zonder verband met enige concrete belangen (...), maakte dat Stalin er andere motieven achter zocht.’
Nu helpt het niet erg om Karadzic met Stalin te vergelijken, maar Karadzic zal waarschijnlijk wel als volgt redeneren: het Westen heeft niet getoond enig strategisch belang bij Bosnië te hebben - want anders zou het er wel krachtiger zijn opgetreden - waarom maken ze dan zo'n ophef over de schending van mensenrechten?
Zo'n oproep aan Karadzic gaat ervan uit dat hij dezelfde moraal heeft als wij, althans dat hij in zijn hart ook vindt dat zijn belangen of die van zijn volk ondergeschikt behoren te zijn aan die moraal. Maar is dat wel zo? Dat is helemaal niet zeker. Wordt hier niet eigen denken geprojecteerd op iemand uit een geheel andere biotoop?
Gied ten Berge, van de rooms-katholieke vredesbeweging Pax Christi, die, met enkele andere organisaties, ons oproept een briefkaart naar Karadzic te sturen, zegt in Trouw van 28 juli: ‘Waarom zou je iemand die zich volstrekt misdraagt niet op zijn geweten mogen aanspreken?’ Maar dat is het 'm juist: als Karadzic al een geweten heeft, is het een volstrekt ander dan dat van Ten Berge. Waarschijnlijk vindt hij helemaal niet dat hij zich misdraagt.
Tot de eer van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) moet gezegd worden dat het niet aan die briefkaartenactie meedoet. Maar zijn redenering is, zij het om andere redenen, even gebrekkig als die van Pax Christi. Zijn secretaris, Mient Jan Faber, zegt (ook in Trouw): ‘Met mensen als Karadzic moet je geen zoete broodjes bakken - die moet je hardhandig tot de orde roepen.’ En hij vergelijkt hem met Pol Pot, Idi Amin en Hitler.
Waarom is deze redengeving onbevredigend? In de eerste plaats stoelt zij niet op de realiteit, omdat de westerse landen kennelijk niet bereid zijn Karadzic hardhandig tot de orde te roepen. En waarom zijn ze daartoe niet bereid? Omdat hun strategische belangen daar kennelijk niet om vragen.
Daarom zullen zij, als zij tenminste willen dat er een eind aan de oorlog in Bosnië komt, ten slotte toch gedwongen zijn met mensen als Karadzic aan één tafel te gaan zitten - iets wat ze trouwens vroeger al gedaan hebben. Een andere mogelijkheid is natuurlijk: het veld ruimen en helemaal overlaten aan dat soort mensen.
In de tweede plaats is Fabers redenering ook door een moreel motief ingegeven: je bakt geen zoete broodjes met Karadzic. Het gevaarlijke van zo'n moreel standpunt is dat het leidt tot de keus: alles of niets, totale oorlog of capitulatie. In elk geval maakt het schikkingen met mensen die onze moraal niet delen, moeilijker.
Zo zal ook het feit dat het tribunaal dat Karadzic wegens oorlogsmisdaden wil berechten, in Nederland gevestigd is, die man bepaald niet ontvankelijker maken voor de oproep van die briefkaarten uit datzelfde Nederland.
NRC Handelsblad van 01-08-1995, pagina 7