Merkwaardige lankmoedigheid
Jaren geleden vertrouwde Henry Kissinger eens een interviewster toe dat hij in zijn dromen het liefst een eenzame sheriff in het Wilde Westen was. Alom groot gelach natuurlijk. Maar wanneer onze Bolkestein in een interview in de Nieuwe Revu zegt: ‘Ik was het liefst Napoleon geweest’, dan kikt niemand in Nederland. Nee, dan valt het halve land bloedserieus over hem heen om wat hij over die arme ex-communisten heeft gezegd (hoewel dat slechts 34 regels bevat van de 355 die het hele interview beslaat). En wat heeft hij dan wel over hen gezegd?
‘Ik vind dat de mensen die in Nederland het communisme actief hebben ondersteund, door voor de Waarheid te schrijven of lid van de CPN te zijn, onvoldoende rekenschap is gevraagd (...). Terwijl mensen die ook maar een klein beetje met de NSB te maken hebben gehad, maar verder niets hebben gedaan, hun hele verdere leven erop worden aangekeken.’
Nu was die vergelijking tussen oud-NSB'ers en ex-communisten niet erg gelukkig. Zeker, beiden hebben ze totalitaire regimes gesteund (of, op z'n minst, goedgepraat) die zich aan volkenmoord schuldig hebben gemaakt. Hun verleden is dus belast, en van hun eventuele bekering tot democratie en mensenrechten dragen zij lange tijd de bewijslast.
Maar er zijn verschillen, die, althans in theorie, ten gunste van het communisme uitvallen (niet in de praktijk, want het communisme heeft meer slachtoffers gemaakt dan het fascisme). Het communisme is een universele leer, die niet discrimineert tussen mensen. Het fascisme (om deze onwetenschappelijke verzamelterm te gebruiken) verheerlijkt één staat of één volk, ten nadele van de andere.
En wat de Nederlandse fascisten, de NSB'ers, betreft: die hebben, door met de vijand van hun land te heulen, op z'n minst technisch landverraad gepleegd, ook als ze meenden daardoor hun vaderland te dienen. De communisten kan dit niet ten laste worden gelegd, al was het alleen maar omdat Nederland nooit door de Sovjet-Unie of de DDR bezet is geweest.
Bolkesteins vergelijking was dus onzorgvuldig. Maar het protest ertegen was overdreven. Zo zegt Rosenmöller van GroenLinks dat Bolkesteins beschuldiging des te meer steekt ‘omdat juist de CPN zo'n prominente rol heeft gespeeld in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog’. Ja, maar Bolkestein had het niet over die communisten, die trouwens bijna allen dood zijn; hij had het over de volgende generaties, waarvan velen nog actief zijn. Hier wordt het nageslacht niet door de zonden der vaderen bezocht, maar door de deugden. Het collectivistische bloed kruipt waar het niet gaan kan.
En Wolffensperger van D66 weet ook niet waarover hij het heeft wanneer hij Bolkestein vergelijkt met ‘McCarthy in de jaren vijftig, toen er heksenjacht op communisten werd gemaakt’. Inderdaad was er toen een sfeer van heksenjacht in Amerika, maar het waren grotendeels denkbeeldige communisten of ex-communisten waarop McCarthy jaagde.
Dit alles wast Bolkestein niet helemaal schoon, maar is wel tekenend voor een soms bijna hysterische sfeer. Tekenend ook voor de lankmoedigheid waarmee politiek Nederland de misstappen van communisten of ex-communisten tegemoet treedt - lankmoedig vergeleken met, bijvoorbeeld, de onverzoenlijkheid die het tot voor kort jegens Zuid-Afrika ten toon spreidde.
Zo herinner ik me dat in 1984 Aad van den Heuvel mij in zijn toenmalig televisieprogramma kapittelde omdat ik durfde te pleiten voor culturele betrekkingen met Zuid-Afrika (juist met het doel het apartheidsdenken te ondermijnen). Het was dezelfde Van den Heuvel die enige jaren tevoren van de filmer Joris Ivens, die elk stalinistisch regime verheerlijkt had, gezegd had dat hij ‘altijd aan de goede kant’ had gestaan.
En wie herinnert zich niet dat de Tweede Kamer een zaal vernoemde naar de communist Marcus Bakker, die - getuige zijn ‘rode boekje’, dat dissidente partijgenoten van verraad en collaboratie beschuldigde - deze partijgenoten zou hebben geliquideerd als hij de macht had gehad? En wie herinnert zich niet dat de Nederlandse Vereniging van Journalisten zich jarenlang liet vertegenwoordigen door W. Klinkenberg, die nog een aanhanger was van het Sovjetregime toen de CPN ermee gebroken had?
Niets kwaads verder over Bakker en Klinkenberg, die ongetwijfeld respectievelijk een voortreffelijk parlementariër en een even voortreffelijke administrateur zijn geweest, maar deze lankmoedigheid jegens mensen die niet bepaald principiële democraten en voorstanders van een vrije pers waren, is toch merkwaardig - zeker in het overigens zo verschrikkelijk principiële Nederland. Niets kwaads ook over de twee ex-communisten die Bolkestein bij name noemde: Ina Brouwer, oud-fractievoorzitter van GroenLinks in de Tweede Kamer, en Gijs Schreuders, medewerker aan de Volkskrant (en oud-hoofdredacteur van De Waarheid). Hun tegenwoordige positie zij hun gegund.
Schreuders heeft zelfs op waardige wijze Bolkestein van repliek gediend in de Volkskrant van 28 juni. Terecht wijst hij erop dat vele ex-communisten, anders dan Bolkestein beweert, rekenschap hebben afgelegd van hun verleden, nl. in de bundel Alles moest anders, hijzelf in zijn boek De man die faalde. Niet alle bijdragen waren even overtuigend - sommige toonden meer zelfbeklag dan mij lief was - maar aan de plicht tot rekenschap hebben ze voldaan.
Wat mij betreft, mogen ze dus met alle liefde ‘volop aan de bak komen’ (om Bolkesteins woorden te gebruiken) - mits ze daar de kwaliteiten voor hebben. Schreuders heeft die, zoals blijkt uit zijn stukken in de Volkskrant. Of Ina Brouwer de kwaliteiten had om (over de hoofden van vele anderen heen, neem ik aan) tot topambtenaar bij Sociale Zaken benoemd te worden, weet ik niet. Uit haar optreden in de Tweede Kamer is dat niet gebleken.
Het enige ongemak dat ik wel eens voel, is wanneer ex-communisten gaan optreden als politieke of andersoortige zedenmeesters. Dan voel ik, ook wanneer ik het met hen eens ben, de neiging opkomen te denken: nou, vader (of: moeder), met jouw nog vrij recente verleden zou ik er een tijdje overheen hebben laten gaan alvorens ons wijze lessen te geven; bepaal je voorlopig liever tot analyses. Maar verder geen bezwaar. Alleen enige verwondering over de lankmoedigheid van de vele vriendjes in pers en politiek - een soort wereldje - die anders zo gauw met pek en zwavelzuur klaar staan wanneer het gaat om - al dan niet gewezen - afwijkelingen.
Veel belangrijker evenwel dan deze storm in een glas water is wat Bolkestein in het interview zegt over een eventueel premierschap: ‘Ik word geen premier. Nee dat wil ik niet. Zo denk ik er althans op dit moment over, en de kans lijkt me klein dat ik van gedachten verander.’
Bolkestein zal wel van gedachten veranderen zodra de kans zich voordoet. Waarom? Om de Europese factor. Als Nederland in de Europese Raad zich laat vertegenwoordigen door een minister-president die niet tevens de politieke leider is van zijn partij, dan is Nederlands invloed nog kleiner dan hij nu al is. Daarom denk ik dat Bolkestein, met zijn gevoel voor macht en plicht, wel van gedachten zal veranderen, als het ogenblik daar is. P.S. In mijn artikel van 27 juni stond dat Shell ‘zijn meerdere (heeft) moeten erkennen in een eveneens politieke actiegroep’ (Greenpeace). Ik had geschreven: ‘...een eveneens parapolitieke actiegroep’. Het verschil is wezenlijk, want mijn betoog draaide om de stelling dat de actie van Greenpeace zich juist bezijden de politiek had voltrokken. De politiek had het laten afweten, zo zij zich er niet had door laten meeslepen. Vandaar mijn vraag: einde van de democratie?
NRC Handelsblad van 30-06-1995, pagina 7