Een mutatie in de staat
‘Heb jij ooit een houtsnijdend antwoord gelezen op de vraag waarom Europa al drie jaar besluiteloos toekijkt in Bosnië?’ Zo vraagt mij een emeritus professor in het volkenrecht in een brief.
Goeie vraag - vooral op een ogenblik dat de blauwhelmen de - toch al niet waterdichte - bewaking van de depots waarin de oorlogvoerende partijen in februari 1994 binnen een straal van 20 kilometer om Sarajevo hun zware wapens hadden moeten neerleggen, hebben opgeheven en dat secretaris-generaal Boutros-Ghali heeft erkend dat de missie van de Verenigde Naties in Bosnië is mislukt. Waarom dus kijkt Europa al drie jaar besluiteloos toe? Het meest voor de hand liggende antwoord op die vraag, en een antwoord dat ik hier al meermalen gegeven heb, is dat Europa niet bestaat als politieke eenheid die slagvaardig wil en kan optreden. Maar met dit antwoord kunnen we ons er niet mee van afmaken: Europa bevat immers enkele grote, goedbewapende, ja nucleaire staten?
Waarom maken die geen eind aan de slachting in Bosnië? ‘Is de diepste oorzaak niet’, zo oppert mijn geleerde briefschrijver, ‘dat geen enkele staat openlijk wil kiezen tussen twee kwaden: een sterk, verenigd Servië met alle bijbehorende Russische invloed in het hart van Europa enerzijds; een islamitische staat, die een doorn in ons vlees kan worden, anderzijds?’
Het is waar dat het Europese statelijke systeem (of non-systeem) van na de Koude Oorlog nogal wat trekken vertoont van het systeem dat tussen 1871 en 1914 heerste, toen Rusland en Oostenrijk-Hongarije elkaar de Balkan betwistten - met als gevolg: de Eerste Wereldoorlog -, maar toch zijn er ook verschillen.
Zo is het tegenwoordige Rusland, trouwens van de Balkan gescheiden door de onafhankelijke Oekraïne, nauwelijks handelingsbekwaam, en is het de vraag of Servië werkelijk een soort satelliet van Rusland is. En zou, omgekeerd, Bosnië zich ooit als een satelliet gedragen van een of andere fanatieke islamitische staat?
‘Europa’ of de Europese staten zouden zich waarschijnlijk evenmin gewapenderhand in het Balkanese wespennest hebben gemengd als er helemaal geen Russische of islamitische factor in het spel zou zijn geweest. Volgens mij moet dan ook de oorzaak van de Europese besluiteloosheid elders gezocht worden.
Die oorzaak is tweeërlei. In de eerste plaats is het belang dat de Europese staten - en dan voornamelijk Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, omdat die militair de sterksten zijn en bovendien grote-mogendheidsallures hebben - bij rust op de Balkan menen te hebben, niet zo groot dat zij bereid zijn de offers te brengen die nodig zouden zijn om daar orde op zaken te stellen.
De tweede oorzaak is daar nauw mee verbonden. De schrijver Edward N. Luttwak, die verbonden is aan het Center for Strategic and International Studies te Washington, heeft daar meermalen op gewezen - laatstelijk in een artikel in The Times Literary Supplement van 16 juni.
Zijn betoog komt, kort samengevat, op het volgende neer. De grote mogendheden zijn geen grote mogendheden meer, zelfs de Verenigde Staten niet. Waarom niet? Onder andere omdat zij niet meer bereid zijn om een paar honderd soldaten te verliezen in een of andere expeditie of een paar duizend in een plaatselijke oorlog. Daartoe zijn ze, evenals de kleinere staten, op z'n hoogst nog bereid als het om zelfverdediging te doen is.
Oorzaak daarvan is dat, terwijl vroeger de gezinnen graag bereid waren hun vierde, vijfde, zesde en zevende zoons door leger en vloot van de soeverein te laten voeden en kleden, die bereidheid er niet meer is, nu de gezinnen hun hele emotionele kapitaal in slechts 2,2 kinderen hebben geïnvesteerd.
Daarom moest op den duur zelfs een staat als de Sovjet-Unie, die geen parlement kende en geen vrije massamedia, rekening houden met de onvrede die de bloedige en eindeloze oorlog in Afghanistan bij de bevolking wekte. Politburo en generale staf kwamen ten slotte tot de conclusie dat de Sovjet-Unie zich uit dat land moest terugtrekken - zonder er één van haar politieke doelen te hebben bereikt. Dat de Verenigde Staten hunnerzijds hun interventie in Vietnam hebben moeten opgeven, mede als gevolg van de berichten erover in pers en op televisie, is welbekend. Maar het voorbeeld van de aftocht van de Sovjet-Unie uit Afghanistan is nog sprekender, omdat daar de publiciteit geen enkele rol heeft gespeeld. Maar toch moest zij inbinden.
Het is daarom dat er tegenwoordig overal hevige wanorde kan ontstaan, met de nodige slachtpartijen en afschuwelijkheden, die wij rustig in onze huiskamers op de televisie kunnen aanschouwen, zonder dat de betrokken regeringen zich gedwongen voelen, hetzij uit zichzelf, hetzij door een geëmotioneerde bevolking, er een beslissend einde aan te maken.
Omdat, zoals Luttwak zegt, de strijdkrachten niet meer over de onmisbare brandstof beschikken van soldaten die misbaar zijn, zijn ze als dure, elegante automobielen geworden die niet kunnen rijden. In Bosnië bleken hun soldaten niet in staat de slachtoffers te beschermen op de enige manier waarop dat daar mogelijk was, namelijk door de moordenaars te doden (in het Engels staat het er effectiever: to kill the killers). En dat hebben de strijdende partijen ter plaatse gauw doorgekregen.
Maar de prijs die de Europese staten voor deze mutatie in hun aard en gestel zullen moeten betalen, zal niet gering zijn. Zelfs de materiële schade (van ongewenste immigranten tot verloren exportkansen) zal niet gering zijn, terwijl de schade aan onze ‘morele economie’, alleen al als gevolg van Bosnië, nu al enorm is.
Tot zover Luttwak (die overigens wel de grote uitzondering van de Falklandoorlog, toen het Verenigd Koninkrijk nog wèl als ouderwets grote mogendheid reageerde, had mogen noemen). Wat de gevolgen van deze mutatie zullen zijn is niet moeilijk te voorzien. Meer chaos.
Heimwee naar Koude Oorlog en ouderwets imperialisme is zinloos, maar toch moeten we vaststellen dat deze, ieder op eigen, niet altijd zachtzinnige wijze, een zekere orde wisten te scheppen en handhaven. Marx en Engels, die waardering hadden voor de functie die het Britse imperialisme in India en het Franse in Algerije vervulden, zouden het met die vaststelling eens zijn.
P.S. Op 20 juni stond op deze plaats een artikel van mijn hand over ‘ouvre en Rijkmuseum’. Dat was grotendeels gebaseerd op een artikel van Gary Schwartz dat ik de de Frankfurter Allgemeine Zeitung van 8 mei had aangetroffen. Het was mij ontgaan dat hetzelfde artikel eerder in NRC Handelsblad had gestaan, en wel in het Cultureel Supplement van 13 januari jl.
NRC Handelsblad van 23-06-1995, pagina 9