Ook hier: eigen volk eerst
Er was eens iemand die van zichzelf beweerde dat hij zich nog nooit vergist had. Of toch wel, één keer: toen dacht hij dat hij zich vergist had, maar dat bleek achteraf niet het geval te zijn geweest. In deze anekdote begin ik mezelf enigszins te herkennen. Niet dat ik ooit zal beweren me nooit vergist te hebben, maar van ten minste één vergissing vraag ik me af of dat wel een vergissing was. Wat is het geval? Lange tijd heb ik beweerd dat het CDA nooit tot stand zou komen. Daarvoor waren, naar mijn overtuiging, de ‘bloedgroepen’ te verschillend, de culturen van de rooms-katholieken en de protestanten (en van de protestanten onderling) te uiteenlopend.
Welnu, ik heb me vergist. Het CDA is niet alleen, in 1980, tot stand gekomen (nadat de drie constituerende partijen al gezamenlijk onder die naam aan de verkiezingen van 1977 hadden deelgenomen), maar het is ook in de eerste tien jaar van zijn bestaan een groot succes gebleken. Zijn percentage steeg van 30,8 procent bij de verkiezingen van 1981 tot 35,3 procent bij die van 1989.
Maar sinds kort begin ik me af te vragen of ik me indertijd werkelijk vergist heb. In de crisis waarin het CDA terecht is gekomen na de nederlaag van 1994 (een val van 13,1 procent) steken de ‘bloedgroepen’ weer hun kop op. Voorzitter Helgers heeft gezegd dat er meer rooms-katholieken in de fractie moeten komen, en het Limburgse Kamerlid Van der Linden heeft al gedreigd met een roomse afsplitsing. Het protestantse tegengeluid heeft zich natuurlijk dadelijk laten horen.
Misschien is het een storm in een glas water. Helgers heeft zijn woorden alweer moeten inslikken, en iedereen doet alsof er niets aan de hand is. Maar het blijft rommelen in die partij, en het zou een wonder zijn als die rommelingen zich niet ook langs de oude breuklijnen zouden voortzetten.
De gedachte om bij de volgende verkiezingen niet met één lijsttrekker te komen, wijst er al op dat het bestaan van verschillende culturen binnen de partij ernstiger wordt genomen dan toegegeven wordt. Het was inderdaad naïef te menen dat de gereformeerde Fries Heerma enige aantrekkingskracht op Brabanders en Limburgers zou hebben.
Maar nu denken ze erover, las ik ergens, om het Kamerlid De Hoop Scheffer in het zuiden in te zetten. Die is weliswaar toevallig rooms-katholiek, maar het protestantse - in dit geval: doopsgezinde - karakter van zijn geslacht straalt van hem uit - tot zelfs in spraakgebruik en stemgeluid. Een voortreffelijk man overigens, maar zouden de zuiderlingen zo dom zijn in hem een der hunnen te herkennen? Het tekent de verwarring waarin de partij zich bevindt.
Een ander teken van verwarring is het artikel dat mr. J.J.A.M. van Gennip, voorzitter van het wetenschappelijk instituut voor het CDA en lid van de Eerste Kamer, in de krant van 13 mei schreef. In dat artikel komt niet één keer het woord christelijk voor. Tja, als je zo weinig voor je inspiratie durft uit te komen, dan is falen natuurlijk gegarandeerd.
In plaats daarvan wollige vroomheden, die - het zij zonder enig disrespect gezegd - hun roomse oorsprong verraden. Voor mij het bewijs dat die ‘bloedgroepen’ nog zo levend zijn als ooit. ‘Durf onversneden idealistisch te wezen’, schrijft hij, ‘maar stel concrete doelen.’ Maar daar ontbreekt het juist aan in dit artikel. Concreter dan zondagsrust en afwijzing van bezuinigingen op de kinderbijslag te eisen wordt hij niet.
Typerend voor het abstracte niveau is de passage die ook de redactie eruit heeft gehaald als kern van Van Gennips betoog: ‘Politiek die een echt antwoord wil formuleren op de onvrede, de onzekerheid, moet een radicale keuze maken voor het streven naar de realisering van waarden.’ Wat betekent dat nu precies? Het antwoord op die vraag is ook niet te vinden in het vervolg:
‘Dat streven kan alleen succes boeken wanneer voor een deel aangesloten wordt bij waarden die latent bij burgers aanwezig zijn. Het gaat dan niet om het handig gebruik maken van onvrede, maar om de achtergronden van die onvrede. Elke onvrede komt voort en dient geïnterpreteerd te worden vanuit waarden.’
Goed, laten we eens een concreet voorbeeld nemen. Er heerst grote onvrede over het aantal allochtonen in onze samenleving. Die onvrede komt, volgens Van Gennips eigen zeggen, voort uit waarden. Immers: ‘Elke onvrede komt voort (...) vanuit waarden.’ Uit welke waarden komt nu die onvrede over allochtonen voort? Laat hij dat eens concreet zeggen.
Ik kan slechts één waarde bedenken: eigen volk eerst. (We hoeven het niet met een waarde eens te zijn om te erkennen dat zij voor anderen een waarde is.) Welnu, als ‘eigen volk eerst’ de waarde is die achter de onvrede over allochtonen steekt, hoe denkt Van Gennip die concreet te kunnen verzoenen met de waarden van zijn christelijke inspiratie?
Concreter hierover is een andere CDA'er, mr. J.P.H. Donner (die dan ook tot de gereformeerde ‘bloedgroep’ behoort). Op het CDA-symposium van 13 mei, waarvoor Van Gennip de rede uitsprak waarvan zijn artikel van dezelfde datum een uittreksel was, zei Donner:
‘We hebben de staat te vaak gezien als de “goede herder”, die 99 schapen in de wildernis achterlaat om één schaap te redden. De overheid is er echter in de eerste plaats om die andere 99 schapen uit de wildernis te halen. Dat is het verschil tussen christelijke ethiek en christen-democratische politiek.’
De commentator Willem Breedveld trekt hieruit in Trouw van 19 mei deze conclusie: ‘Anders gezegd: het is de allereerste taak van de overheid ervoor te zorgen dat de Nederlandse schaapjes niet in de wildernis omkomen. Pas als zij daarvan zeker is, ontstaat er ruimte zich om die andere schaapjes te bekommeren. Dat is geen vrolijke conclusie.’
Inderdaad, maar wèl een juiste conclusie. We kunnen het ook anders zeggen: iedere regering - van welke, al dan niet bevlogen, signatuur ook - handelt naar de leus ‘eigen volk eerst’. Dat is haar plicht. Trouwens, zou zij niet volgens deze ‘waarde’ handelen, dan zou zij bij de eerste de beste verkiezingen een gloeiende nederlaag lijden. Kortom, verontwaardiging over de door het Vlaamse Blok bedachte leus ‘eigen volk eerst’ is volstrekte schijnheiligheid.
Moet ik er nog aan toevoegen dat ik de kracht van dat Vlaamse Blok - ruim 12 procent in Vlaanderen, 27 in Antwerpen - verontrustend vind? (Voor slechte verstaanders als de dames D'Ancona en Maij-Weggen blijkbaar wel.) Waar het om te doen is, is dat we bij de bestrijding van dat soort uitwassen niet kunnen volstaan met, zoals Donner ook zei, ‘bevlogenheid, ethiek en verontwaardiging over de slechtheid van de wereld’ - en zeker niet met schijnheiligheden.
NRC Handelsblad van 23-05-1995, pagina 9