Waarheen Frankrijk?
Frankrijk krijgt dus voorlopig niet zijn tweede protestantse president. (Want Lionel Jospin zou, indien gekozen, de tweede protestant in het Elysée zijn geworden, en niet de eerste, zoals onze correspondent in Parijs onlangs schreef. Terecht herinnerde een lezer eraan dat Gaston Doumergue, die van 1924 tot 1931 president was, de eerste was. Ik herinner het mijzelf zo goed, omdat mijn grootouders van moederszijde zelf Franse protestanten waren en trots erop waren dat een geloofsgenoot president van de Republiek was.)
Zou het veel uitgemaakt hebben? Jospin zelf reageerde korzelig toen onze correspondent hem die vraag stelde, en voor de televisie herinnerde hij aan de film La kermesse héroïque van Jacques Feyder uit 1935, waarin protestantse vrouwen als zeer levenslustige wezens worden voorgesteld, daarmee de mythe logenstraffend dat protestanten geen levensgenieters zijn. (Hij vergat dat die film in Vlaanderen speelde, nu niet bepaald een protestants land...)
Het is waar dat Jospin de reputatie heeft streng en sober te zijn. Daarmee bevestigde hij het beeld dat de Fransen van de protestanten hebben. (Het is daarom dat ze zo verbijsterd zijn door het Nederlandse drugbeleid en de Nederlandse permissiviteit. Die kloppen zo helemaal niet met het beeld dat ze van de Nederlanders, die volgens hen allemaal calvinisten zijn, hebben.)
Jacques Chirac, de winnaar van de presidentsverkiezingen, is een heel ander type dan Jospin, maar zoals het oppervlakkig zou zijn Jospins eigenschappen voornamelijk toe te schrijven aan zijn godsdienstige achtergrond, zo zou het ook oppervlakkig zijn Chiracs contactuele vaardigheden en vooral zijn onstandvastigheid toe te schrijven aan de zijne (die wel katholiek zal zijn; zijn vrouw is dat in elk geval, en wel praktizerend).
Het is meer die onstandvastigheid - wat ook haar oorsprongen mogen zijn - die onrust baart bij de man die straks Frankrijks president zal zijn. Hij heeft meer beloofd dan hij ooit zal kunnen waarmaken. Dat op zichzelf voorspelt niet veel goeds in het land met het hoogste werkloosheidspercentage van West-Europa. De euforie zal niet van lange duur zijn.
Dit gaat Frankrijks partners in Europa direct aan, want een Frankrijk in beroering zal geen gemakkelijke partner zijn. Maar ook los daarvan: hoe zal Chirac ooit de werkloosheid drastisch kunnen verlagen, zoals hij beloofd heeft, en tegelijkertijd kunnen voldoen aan de stringente voorwaarden die verbonden zijn aan de toetreding tot de Europese monetaire unie?
Daarbij komt dat hij onder grote druk staat van de anti-Maastrichtvleugel van zijn aanhang. Daaraan is toe te schrijven dat hij in zijn verkiezingscampagne zo geslingerd heeft; nu eens verklaarde hij een monetaire unie aan een referendum te zullen onderwerpen, dan weer trok hij dat idee terug, om ten slotte aan te kondigen de herziening van het akkoord van Maastricht aan het volk te zullen voorleggen. Wie zich de krappe uitslag van het referendum over dat akkoord zelf in september 1992 herinnert, slaat de angst om het hart.
Maar Frankrijk heeft geen andere keus dan, samen met Duitsland, voort te gaan op de Europese weg, zo wordt geruststellend gezegd. 't Is mogelijk, maar een volk reageert in een referendum wel eens anders dan zijn belangen - of liever: wat door anderen als zijn belangen wordt gezien - voorschrijven; vooral als dat Duitsland, dat toch al groter en rijker is dan Frankrijk, zelfbewuster en minder meegaand gaat optreden dan de Fransen sinds 1945 gewend waren.
President Mitterrand is erin geslaagd de verslechtering van Frankrijks geopolitieke positie, die het gevolg was van Duitslands hereniging en de instorting van het Sovjetrijk, grotendeels te maskeren. Hij kon dit door zijn magistraal optreden, dat soevereine rust en gezag uitstraalde. Welk een schouwspel! De onstuimige Chirac, wiens macht over rechts ook minder groot is dan Mitterrands macht over links, zal dit kunststuk moeilijk kunnen evenaren. Nu Mitterrand van het toneel - en waarschijnlijk uit het leven - verdwijnt, lijkt hij nog losser te zijn geraakt van de zorgen om wat de mensen van hem denken. Zijn openhartige onthullingen over zijn pétainistisch verleden wezen al in die richting. En nu heeft hij maandag in Berlijn een rede gehouden die geheel onthecht was aan politieke overwegingen. En daarin deze uitspraak:
‘Ik ben hier (in Berlijn) niet gekomen om (Duitslands) nederlaag te onderstrepen, omdat ik weet dat er iets sterks schuilt in het Duitse volk, zijn deugden, zijn moed. En dan kan mij zijn uniform weinig schelen; ja zelfs kan mij de gedachte weinig schelen die die soldaten bezielde die in zo groten getale gingen sterven. Die soldaten waren moedig, zij aanvaardden het verlies van hun leven, voor een slechte zaak, maar zij hielden van hun vaderland.’
Mitterrand sprak over zijn krijgsgevangenschap in Duitsland in de eerste jaren van de oorlog. Toen had hij, zei hij, de Duitsers leren kennen. Zou een Nederlands politicus zo'n uitspraak ooit over de lippen komen? Voorwaar, er gaat van Duitsland een fascinatie op vele Fransen uit, die bijvoorbeeld ook blijkt uit Mitterrands vriendschap met Ernst Jünger, die in ons land als een halve fascist wordt beschouwd.
Maar ook hierin vindt Mitterrand zijn voorganger in generaal De Gaulle, de man die hij altijd bestreden heeft en die hij zelden noemt. In een rede in juli 1962 zei deze tot bondskanselier Adenauer, die met pracht en praal in Parijs ontvangen werd, dat ‘zelfs, ja zelfs in de hartstocht waarvan, in de laatste wereldoorlog, een misdadig regime zich bediende om het Duitse volk mee te slepen, de grootse herinneringen aan de caesaren, aan het christendom, aan Karel de Grote hebben meegespeeld’. Van zulke Fransen zijn de Duitsers bereid de leiding te aanvaarden. Zal Jacques Chirac zich ook zo'n Fransman betonen?
NRC Handelsblad van 12-05-1995, pagina 9