Twee zielen in één borst
Hoewel ik mijzelf niet als liberaal beschouw, heb ik toch een steentje bijgedragen aan de winst van de VVD (twee steentjes zelfs, want ik had volmacht om voor een ander te stemmen). En ik moet bekennen dat ik dat niet gedaan heb om provinciale redenen.
Wat was dan wel mijn reden? Geen andere dan die van vele anderen: Bolkestein spreekt duidelijke taal en durft zaken in discussie te brengen waar andere partijen met een grote bocht omheen lopen. Dat erkennen ook zijn politieke tegenstanders.
Die les moeten vooral PvdA en D66 zich aantrekken. Het CDA immers heeft altijd, althans verbaal, om zaken heen gelopen. Maar PvdA en D66 hebben tijden gekend dat ze wel het kind bij de naam durfden te noemen. Mij dunkt dat dit trouwens het kenmerk is van het progressivisme, dat zij beide belijden.
Het is waar dat Den Uyl zich al vaak in rookwolken hulde. Ik herinner me een rede van hem in de Rotterdamse Dierentuin, waar kop noch staart aan zat. Maar D66 is toch opgericht om al die rookwolken, die ook wel inherent zijn aan het Nederlandse bestel, weg te blazen en dat bestel op te blazen?
Van die frisse ambitie is weinig overgebleven. D66 is zelf deel van dat bestel geworden. En dan wreekt zich toch wel de leegheid van zijn filosofie. Die is niet verouderd, zoals die van de PvdA. Die is er helemaal niet. Het zijn aardige en nette mensen, daar niet van. Maar zoals het Amerikaanse spreekwoord zegt: Nice guys finish last. En wat we ook van Bolkestein mogen vinden, een nice guy is hij niet.
Moeten PvdA en D66 nu bij Bolkestein in de leer gaan: zijn succesformule volgen en zich ook scherp profileren tegen hun regeringspartners? Minister Wijers (D66) ried het al aan. Maar dan zal er wel gauw een eind komen aan het kabinet-Kok. Bolkestein zal wel zo slim zijn om die zwarte piet aan zijn progressieve bondgenoten door te spelen. Die gaan dan de verkiezingen in als brekers, wat hen bij de kiezers niet populair zal maken.
In eigen partij is Bolkestein, die de liberalen voor het eerst sinds een eeuw de meerderheid bracht, onaantastbaar. Maar populair is hij er niet. Daarvoor laat hij te veel merken dat hij weinig geduld heeft met dwazen - He doesn't suffer fools gladly, luidt de ditmaal Engelse uitdrukking - en zijn partij kent vele dwazen, zoals elke partij trouwens.
En ook als het toevallig geen dwazen zijn die er het mikpunt van zijn, zal zijn duidelijkheid hem niet altijd vrienden maken. Zo was de Friezin Jorritsma begrijpelijkerwijs gegriefd toen hij het kabinet - en dus impliciet haar als meest betrokken minister - van ‘randstedelijke arrogantie’ betichtte, omdat het besloten had in Limburg een snelweg aan te leggen waar de Limburgers hem niet wilden.
Dat is Bolkesteins achillespees, maar zolang hij de partij overwinningen bezorgt, zal hij er geen last van hebben. Pas wanneer de wind weer eens zou draaien, zullen de messen in de VVD, zoals zo vaak in het verleden, geslepen worden. Voorlopig kan hij een tijd vooruit.
In meer dan één opzicht is zijn opstijging in de VVD merkwaardig. Behalve dat hij geen allemansvriend is in een partij die prat gaat op haar gezelligheid, is hij ook geïnteresseerd in zaken die de meeste leden niets kunnen schelen en neemt hij daar soms standpunten in die de enkele leden die er wèl belangstelling voor hebben, overrompelen.
Dat was bijvoorbeeld het geval met zijn plotselinge afwijzing van het Europese supranationalisme, dat zijn partij tot dusver trouw had beleden. Maar los van de merites van zijn standpunten moet gezegd worden dat hij meer begrip heeft van de internationale politiek dan de andere politici, de minister van buitenlandse zaken incluis. Maar veel eer zal hij er in zijn in wezen ongeïnteresseerde partij niet mee behalen.
Ook als intellectueel is hij een buitenbeentje in zijn partij. Nu ontkent Bolkestein altijd bij hoog en laag dat hij een intellectueel is, en helemaal ongelijk heeft hij dan niet. Immer, als politicus kun je geen intellectueel zijn (al ben je dat als persoon nog zozeer). De normen van onbevooroordeeldheid, intellectuele integriteit en afstandelijkheid zijn voor een politicus anders dan voor een intellectueel. Maar helemaal kan Bolkestein de twee zielen in zijn borst niet scheiden.
Zo zou hij waarschijnlijk, als hij geen politicus was, de stellingen in zijn geruchtmakende rede over het nationaal belang anders geformuleerd hebben dan hij als politicus heeft gedaan - voorzichtiger, maar dan zou hij er de koppen in de kranten niet mee gehaald hebben (een legitiem streven voor een politicus). Een politicus moet dus, ook als hij intellectueel is, een grotere vrijheidsmarge gegund worden, zoals de dichter die ook heeft, dan de intellectueel sec.
Om die reden had de Teldersstichting, de liberale denktank, Bolkestein eigenlijk niet als spreker mogen uitnodigen op een studieconferentie die zij in november hield over het onderwerp ‘Liberalisme en communitarisme’. Van een partijman, hoe intellectueel ook, mag je niet verwachten dat hij het belang van zijn partij uit het oog verliest, en dat moet juist op een studieconferentie irrelevant zijn.
Of Bolkestein nu, zoals ik onlangs ergens betoogd zag, minder intellectueel is dan Van Mierlo, is moeilijk uit te maken. Ik ben eerder geneigd een vraagteken achter die stellingen te zetten. Van Mierlo is te zeer dilettant - dat heeft waarschijnlijk met zijn journalistieke achtergrond te maken - om volbloed intellectueel genoemd te kunnen worden.
Twijfelingen, waarmee hij zo graag worstelt, zijn zeker het begin van de wijsheid, maar nog niet de wijsheid zelf.
Daarom steekt Bolkestein ook intellectueel met kop en schouders boven zijn medepolitici uit, maar dat is in zijn singulier onintellectuele partij nauwelijks een troef.
NRC Handelsblad van 14-03-1995, pagina 9