Terugkeer van oude waarden
Als je maar lang genoeg leeft, zie je oude waarden en begrippen verguisd en na enkele decennia weer geaccepteerd worden. De verguizers van toen zijn de conservatieven van vandaag geworden. Zo bewijst de correspondent van de Volkskrant in Parijs, wanneer hij schrijft dat premier Balladur ongekend populair is ‘ondanks zijn bourgeois uiterlijk’, daarmee te behoren tot een oudere, maar niet oudste generatie, want de gedachte is kennelijk niet bij hem opgekomen dat Balladur wel eens populair zou kunnen zijn dankzij zijn bourgeois uiterlijk.
Met die herleving van oude waarden en begrippen (die daarmee overigens niet hun juistheid, doch slechts hun taaiheid bewijzen) werd ik onlangs ook op andere wijze geconfronteerd, en wel toen ik vorige week maandag keek naar een televisieprogramma van de VPRO over ‘De vitaliteit van Nederland’.
Dat was het thema van een conferentie die medio december in Luxemburg was gehouden en waaraan zo'n dertig prominente Nederlanders (en misschien ook wel buitenlanders, maar die kwamen in dat programma niet aan het woord) hadden deelgenomen. Ik weet niet of de conferentie tot de conclusie kwam dat er nog wel leven in Nederland zat dan wel dat het ten dode was opgeschreven, maar wat mij opviel was dit:
Verscheidene sprekers spraken over de nationale identiteit en de taaiheid van de natie-staat als vaststaande gegevens en vonden - en dat was het merkwaardige - geen tegenspraak bij hun medediscussianten. Blijkbaar zijn dit begrippen - misschien zelfs waarden - waar tegenwoordig weer onbeschroomd over gesproken kan worden in serieus gezelschap.
Ach, hoe herinner ik mij de dagen, ruim dertig jaar geleden, dat je met die begrippen slechts een medelijdende glimlach wekte, zo je niet voor een soort landverrader werd aangezien (waarbij, in plaats van land, Europa moet worden gelezen, want wie dááraan durfde te twijfelen stelde zich bloot aan een schervengericht).
Anderen noemden je een ‘gefrustreerde nationalist’. Daar hadden ze misschien gelijk in, maar het is me hier niet te doen om gelijk of ongelijk - je kunt ook op het verkeerde ogenblik gelijk hebben - maar om het interessante verschijnsel van de eeuwige terugkeer in de geschiedenis. Zelfs God en religie zijn ‘bijna sluipenderwijs’ weer in de mode gekomen, zo hebben we onlangs in een hoofdartikel op deze pagina kunnen lezen.
Op die conferentie was ook een hoge ambtenaar van Buitenlandse Zaken, en die zag ik een betoog houden over de vitaliteit van de NAVO, die hij een ‘springlevende’ organisatie noemde. En dat wekte, op zijn beurt, weer een meelijwekkende glimlach bij sommige deelnemers.
Het was dan ook een boude stelling die die ambtenaar daar verdedigde. Meestal wordt gezegd dat een bondgenootschap dat geen duidelijke vijand meer heeft, zijn reden van bestaan grotendeels heeft verloren. Anderen zien in de wijder wordende kloof tussen de Verenigde Staten en hun Europese bondgenoten - onder andere wat Bosnië betreft - een gevaar voor de NAVO. En inderdaad: zonder de VS is de NAVO niets.
Trouwens, secretaris-generaal Claes van dit bondgenootschap liep niet over van optimisme in het interview dat Elsevier onlangs met hem had. Hoe zou hij ook, wanneer de organisatie, door zich tot arm van de Verenigde Naties in Joegoslavië te maken, zich tot machteloosheid heeft gedoemd en wanneer president Clinton niet meer dan een kwartier kan vrijmaken voor een gesprek met de nieuwe secretaris-generaal op bezoek in Washington?
Iemand die uitgesproken pessimistisch is, is Christoph Bertram, voormalig directeur van het prestigieuze Internationale Instituut voor Strategische Studiën te Londen. In een toespraak in Den Haag zei hij in oktober dat de NAVO zich in een ‘diepe, blijvende crisis bevindt en misschien het einde van dit decennium niet zal halen’. De organisatie heeft ‘geen gemeenschappelijk doel meer’.
Nu zal die hoge ambtenaar wel zeggen: maar die man spreekt voor zichzelf, hij is tegenwoordig een gewoon journalist. Dat is waar, maar het interessante is dat de baas van die hoge ambtenaar, minister Van Mierlo, die zich onder Bertrams gehoor bevond, zich na afloop voor honderd procent eens verklaarde met de zojuist aangehoorde analyse. Er is voor een ambtenaar een zekere moed nodig om openlijk zo duidelijk van inzicht te verschillen met de eigen minister. Hulde daarom voor die moed, zij het wellicht niet voor dat inzicht.
Maar wat heeft dit met het onderwerp van dit artikel te maken: de terugkeer van oude waarden en begrippen? Welnu, de NAVO heeft, evenals Europa, jarenlang tot de onaantastbare geloofsartikelen van het Nederlands buitenlands beleid behoord - dat er tussen beide een tegenspraak zou kunnen zijn, deerde niet zolang die er in de praktijk niet was. Nu is het geloof minder geworden - niet in de noodzaak van de NAVO, maar in de NAVO zelf.
Zal dat geloof terugkeren? Niets is uitgesloten, maar daarvoor zal de gemeenschappelijke vijand moeten terugkeren. En dat niet alleen: het gevaar dat die gemeenschappelijke vijand uitmaakt zal door alle betrokkenen aan weerszijden van de Atlantische Oceaan ook even groot moeten worden getaxeerd. Errata. Voordat iemand mij vóór is, wil ik een fout corrigeren die ik in mijn artikel van 13 januari heb gemaakt. Ik schreef dat in de jaren 1945-1949, de periode van de Indonesische kwestie, de weinige imperialisten die Nederland telde, voornamelijk gegroepeerd waren in de vereniging Door de Eeuwen Trouw. Dat had moeten zijn: het comité Rijkseenheid, waarin, onder anderen, oud-premier Gerbrandy en admiraal Helfrich zaten. Door de Eeuwen Trouw dateert van later.
Er stond nog een andere - niet door mij gemaakte - fout in dit artikel. Er stond: ‘Maar dat die periode (bedoeld is weer de periode 1945-1949) ongelukkig was (...) betekent nog niet dat alle fouten die toen gemaakt zijn, begrijpelijk waren.’ Ik had geschreven onbegrijpelijk.
NRC Handelsblad van 17-01-1995, pagina 9