Chaos en blokkade
Bijna op de kop af vier jaar geleden richtten Sovjettroepen een slachting aan onder een protesterende menigte in Vilnius, de hoofdstad van de (toen nog) Sovjetrepubliek Litouwen. Enige dagen later zou zich hetzelfde herhalen in Riga, hoofdstad van Letland, ook nog tot de Sovjet-Unie behorende.
Gorbatsjov, die toen de hoogste verantwoordelijkheid in de Sovjet-Unie droeg, waste zijn handen in onschuld over het gebeurde in Vilnius. Hij was er even verrast door geweest, liet hij weten, als ieder ander: hij sliep toen het gebeurde. De minister van defensie, maarschalk Jazov (die later tot de samenzweerders tegen Gorbatsjov zou behoren), maakte zich er nog van af, door te zeggen dat het de plaatselijke commandant was die de beslissing had genomen.
Een en ander wierp toen al een merkwaardig licht op, zo niet de werkelijke gezindheid van de alom bewierookte Gorbatsjov, dan toch op zijn werkelijke machtspositie. Niettemin gunde onze toenmalige minister van buitenlandse zaken, Van den Broek, hem het voordeel van de twijfel op grond van Gorbatsjovs betuiging van onschuld. De Tweede Kamer had daar vrede mee. (Niet dat het iets had uitgemaakt als minister en Kamer een ander standpunt hadden ingenomen, maar het tekent de onschendbaarheid waarin Gorbatsjov - niet alleen in Nederland overigens - werd gehouden).
Deze vrij recente, maar alweer bijna vergeten geschiedenis herhaalt zich nu, maar honderdmaal erger, in Tsjetsjenië, dat, evenals de Letten en Litouwers toen, onafhankelijk wil zijn. Het optreden van de Russische troepen, uitgezonden om die vrijheidswil te smoren, heeft overal grote verontwaardiging gewekt. En terecht.
En toch is dat, hoe vreselijk ook, niet het meest verontrustende aan die Tsjetsjeense geschiedenis. Het meest verontrustende is de gebleken afwezigheid van enig centraal gezag in Rusland. Wanneer de president, zoals Jeltsin onlangs deed (en nog wel voor de televisie) vraagt waarom Russische vliegtuigen, ondanks zijn herhaald verbod, Grozny blijven bombarderen, dan is er geen klinkender bewijs van een machtschaos denkbaar.
Blijkbaar opereren, net zoals destijds in Vilnius en Riga, militairen volkomen onafhankelijk van, ja soms in strijd met, de bevelen van het formeel bevoegde gezag. Trouwens, de militairen zijn zelf ook onderling verdeeld: er zijn machtige generaals die de actie tegen Tsjetsjenië openlijk hebben veroordeeld. Het beeld van de chaos wordt er alleen maar groter door.
Waarom is dit alles nu zo verontrustend - verontrustender dan die actie zelf? Niet omdat het schrikbeeld van een machtsbezeten, expansief Rusland weer opdoemt. Hoewel Ruslands buren, in de eerste plaats de Baltische landen, begrijpelijkerwijs huiveren, heeft het aanvankelijke falen van de militaire operatie - verrassend bij zo'n overmacht - aangetoond dat dàt gevaar voorlopig niet te duchten is.
Nee, het gevaar dat te duchten is, is de totale desintegratie van Rusland (na die van de Sovjet-Unie). En waarom zou dat een gevaar zijn? Omdat het wegvallen van ieder centraal gezag zou betekenen dat het Westen niet, door hulp of anderszins, zou kunnen voorkomen dat de tientallen kerncentrales die in Rusland staan op de korte of lange duur tot even zovele Tsjernobyls zouden worden èn dat vele kernwapens langs allerlei slinkse wegen in het buitenland - Iran of Libië bijvoorbeeld - terecht zouden komen.
Bij het voorkomen hiervan heeft het Westen - trouwens de hele wereld - direct belang. Immers, de gevolgen van een tweede Tsjernobyl, laat staan van vele Tsjernobyls, zouden niet bij Ruslands grenzen halt maken, en een onofficiële proliferatie van kernwapens, als gevolg van verkopen door Russische warlords die geen geld meer uit Moskou krijgen, zou dat, per definitie, evenmin doen.
Als er nog een kans bestaat deze gevaren te keren, dan is daar een centraal gezag in Moskou voor nodig, dat zich nog niet helemaal van het Westen heeft afgekeerd. Dat het Westen, ondanks alle bezwaren en twijfel, nog steeds Jeltsin steunt en zelfs zijn optreden tegen Tsjetsjenië door de vingers ziet (althans niet tot een breukpunt maakt), getuigt van een juiste prioriteitskeuze - ook als de motivatie een andere is dan hier is gegeven.
Maar, helaas, deze argumentatie wordt met de dag theoretischer. Immers, Jeltsins gezag is vrijwel verdwenen. Het is een duistere camarilla die aan de touwtjes trekt, voor zover die er nog zijn; en van haar gezindheid en drijfveren is weinig bekend. Voor democratie en mensenrechten heeft zij waarschijnlijk weinig over, maar dat is op het ogenblik niet het belangrijkste. Het belangrijkste is dat er een gezag in Moskou moet zijn dat nog voor enige reden vatbaar is. Anders staart de chaos ons in het gezicht.
De toestand is er niet beter op geworden nu de enig overgebleven supermogendheid, de Verenigde Staten, zich ook in een machtsvacuüm bevindt. De president heeft met een vijandig Congres te maken. Dat is op zichzelf nog niet zo erg - Republikeinse presidenten hebben na 1945 bijna altijd met een Democratisch Congres te maken gehad - ware het niet dat Clinton ook alle persoonlijk gezag mist (eveneens, grotendeels, in eigen partij).
Dat is met het oog op de chaotische internationale situatie zo zorgwekkend, omdat alleen de president buitenlandse politiek kan voeren. Een Congres kan dat niet; dat kan op dat gebied alleen maar blokkeren, zoals de president maatregelen van het Congres met zijn veto kan blokkeren. Tegenover de dreigende chaos in Rusland, met voor de hele wereld gevaarlijke gevolgen, staat een geblokkeerd Amerika. En Europa? Dat bestaat niet.
Overigens is het is niet voor de eerste keer dat de Russen tegen de Tsjestjenen oorlog voeren. In Een held van onze tijd beschrijft Michail Lermontov (1814-1841) een gesprek met een Russische oudgediende. Vergeleken met de Georgiërs, ‘een aartsdom volk’, zijn ‘onze Kabardiniërs en Tsjetsjenen, al zijn dat ook rovers en schelmen, tenminste nog tot iets in staat’.
En dan vervolgt hij: ‘Ja, vadertje, die koppensnellers hebben ons heel wat last en moeite veroorzaakt. Nu houden ze zich, goddank, wat kalmer; maar vroeger kon je je geen honderd pas van de wallen verwijderen of je zag een harige kerel op je zitten loeren; nauwelijks heb je de vent in de gaten of je voelt een strik om je hals of een kogel in je nek. Maar dapper dat die lui zijn!’
NRC Handelsblad van 10-01-1995, pagina 9