Confessies van een dwangneuroot
Een jeugdherinnering: In 't gevlij komen is met een lange ij, zei mijn vader eens aan tafel. Grote verbazing bij ons, kinderen. Hadden we niet op school geleerd dat vleien met een korte ei is? Ja, maar gevlij komt van vlijen, wat zacht neerleggen betekent, en niet: naar de mond praten. Dát is vleien met een korte ei.
Laat ik nou bij het Groot Dictee der Nederlandse Taal, dat vorige week in de Haagse Ridderzaal gehouden werd, in 't gevlij komen met een korte ei schrijven! Freudianen zullen daar wel een verklaring voor hebben. Postume vadermoord of zo. Van de veertien fouten die ik in dat dictee maakte, is dat de enige waarvoor ik mij schaam, hoewel haasje-rep-je (in plaats van haastje-repje) een goede tweede is, en ravenzwarte (in plaats van ravezwarte) nummer drie.
Ja, bij nader inzien zijn de twee laatste fouten erger dan de eerste. Dat in 't gevlij komen met een lange ij is, is gewoon een kwestie van weten en onthouden, terwijl in de spelling van haastje-repje en ravezwarte nog enige logica zit: het gaat immers om zich haasten en om één raaf.
Maar dat het insekt is (en niet insect), prae (en niet pré), elan (en niet élan), dankzij (en niet dank zij) - enkele andere fouten die ik maakte - dat is geen kwestie van even nadenken. Dat is een kwestie van goed geheugen.
Het is daarom dat ik in mijn om de vier à vijf weken verschijnende taalrubriek nooit spelfouten signaleer - tot verdriet - zo heb ik gemerkt, van nogal wat lezers. Maar die verkeren in de veronderstelling dat spelling alles met taal te maken heeft.
In werkelijkheid evenwel hebben ze weinig met elkaar te maken. Iemand kan een taalkundig foutloos stuk schrijven vol met spelfouten - en omgekeerd. Ik ben het dus nogal eens met prof. dr. H. van den Bergh, die in het decembernummer van Onze Taal schrijft: ‘Wie nu een Nederlands dictee afneemt, test dus geen kennis of taalgevoel, maar een willekeurig samenraapsel van afspraakjes...’
Die afspraakjes zijn, zegt hij, ‘gebaseerd op het toevallige humeur van de stemmende leden op een der talrijke Van-Haeringenvergaderingen’ - dat zijn de vergaderingen van de commissie die, onder voorzitterschap van de neerlandicus C.B. van Haeringen, de Woordenlijst van de Nederlandse taal van 1954 samenstelde. Die woordenlijst (in de wandeling ‘Groene Boekje’ genoemd) was een compromis tussen de Nederlandse en Vlaamse leden van de commissie, en omdat de heren het niet altijd eens met elkaar konden worden, hebben ze in de spelling van bastaardwoorden (dat zijn woorden van vreemde oorsprong) dubbelvormen toegelaten, zij het met een voorkeur voor één spellingwijze. Dat heeft de spellingchaos natuurlijk alleen maar vergroot.
Maar waarom heb ik, met die achtergrond, toch deelgenomen aan het laatste Groot Dictee der Nederlandse Taal? Welnu, ik werk al veertig jaar met het Groene Boekje - niet omdat ik het zo goed vind (want dat doe ik niet), maar omdat ik vind dat er in één taalprodukt (boek, tijdschrift, krant) eenheid van spelling behoort te zijn - het hindert niet welke spelling.
De krant waarvoor ik werk, heeft de voorkeurspelling van het Groene Boekje gekozen, en daar houd ik me aan. Ik raadpleeg het dus vaak, en nu wilde ik wel eens weten wat er, na veertig jaar raadpleging van het Groene Boekje, in mijn hoofd was blijven hangen. Vandaar dat ik aan het Groot Dictee, waar de voorkeurspelling van het Groene Boekje als norm gold, heb meegedaan.
Het resultaat was, al zeg ik het zelf, niet slecht voor iemand die geen les in de Nederlandse taal geeft: veertien fouten (de winnaar, een onderwijzer, had er zes). In sommige gevallen heb ik het Groene Boekje zelfs verbeterd: officieel is het bruuskeren, maar ik zeg (en schreef dus) bruskeren; officieel is het ijselijk, maar die ene s vergroot de kans dat je het als ijzelijk uitspreekt, en dat is verkeerd. Maar die ‘verbeteringen’ werden natuurlijk als fout aangemerkt. Overigens heb ik, thuisgekomen, mijn fouten vergeleken met mijn Groene Boekje (van 1954). En wat bleek? Vier door mij gebruikte spellingwijzen waren ten onrechte fout bevonden: dank zij, dat volgens de jury als één woord moet worden geschreven, maar in het Groene Boekje staat dit woord niet; idem wat betreft te zamen, te kort schieten en te weer stellen. Die woorden staan evenmin in het Groene Boekje als één woord (wèl in Van Dale), dus had ik ze niet aaneengeschreven. (Het woord tekort staat wèl in het Groene Boekje, maar als zelfstandig naamwoord.)
‘Het Groot Dictee in zijn huidige vorm kan alleen worden gewonnen door een dwangneuroot die het hele Groene Boekje uit het hoofd heeft geleerd...’, schrijft prof. Van den Bergh. Aangezien ik een vrij goed resultaat heb behaald, nader ik kennelijk die vorm van zenuwziekte. Het zij zo. In elke geval heb ik een plezierige avond gehad.
NRC Handelsblad van 20-12-1994, pagina 9