Europa zonder Delors
Twee dagen nadat Jacques Delors bekend had gemaakt dat hij niet zou dingen naar het presidentschap van Frankrijk, overleed, bijna 103 jaar oud, Antoine Pinay, die in 1952 negen maanden minister-president was geweest, maar ruim veertig jaar een mythe was gebleven.
Wat hadden die twee mannen gemeen? Pinay, die er in die negen maanden in was geslaagd het vertrouwen in de Franse frank te herstellen, was het toonbeeld van de kleinsteedse oppassende huisvader, het tegenbeeld van de intrigerende Parijse politicus. ‘Die man is onverslaanbaar: hij lijkt op een kiezer’, zei Edouard Herriot van hem. Vandaar waarschijnlijk dat, behalve de Gaulle (wiens anti-Amerikaanse politiek hij echter niet deelde), de Franse politiek zo zelden een beroep op hem deed.
En Delors? Ook hij blijkt tot een zeldzaam soort politicus te behoren: iemand die, hoewel de opperste macht voor hem voor het grijpen scheen, ervan afzag. Geen echte politicus eigenlijk - ook in die zin dat hij nooit via een verkiezingscampagne een politiek ambt had verworven. In de Socialistische Partij, wier enige hoop hij was, had hij nooit een achterban gekweekt, was hij zelfs nooit echt populair geweest.
Om honorabele redenen heeft hij besloten niet deel te nemen aan de wedloop naar de opvolging van president Mitterrand. In de eerste plaats waren daar persoonlijke redenen: hij zou in 1995 al 70 zijn. Bovendien - maar dat zei hij er in zijn verklaring niet bij - zou zijn vrouw ertegen zijn en zou hij, eenmaal president geworden, de carrière van zijn dochter, een rijzende ster in de Socialistische Partij, fnuiken.
Maar er waren ook andere redenen: het Franse volk zou hem misschien wel tot president kiezen, maar hem, zoals de zaken nu lagen, geen meerderheid in de volksvertegenwoordiging geven. Hij zou dus het programma dat hij nodig vond voor Frankrijk, niet kunnen uitvoeren, en daar bedankte hij voor. De luister van het ambt en de Elyseese salons waren niet genoeg voor hem.
Honorabele redenen dus, maar had hij er niet mee kunnen volstaan een beroep te doen op de persoonlijke motieven? Nu hij ook politieke motieven aanvoerde - zijn voorspelling dat zijn partij nooit de parlementsverkiezingen zou kunnen winnen - ontnam hij zijn partij bij voorbaat iedere hoop en maakte hij de overwinning van rechts, dat volgens hem geen of fatale antwoorden had op de noden van de tijd, nog zekerder dan zij al was.
Intussen laat hij niet alleen de Franse socialisten en alle niet-socialisten die de voorkeur aan hem boven een gaullist gaven, verslagen achter, maar ook allen in Europa die hoopten dat Frankrijk onder hem bereid zou zijn de offers in nationale soevereiniteit te brengen die nodig zijn om het werk van de Europese eenheid onomkeerbaar te maken. Van de gaullisten zijn dergelijke offers per definitie niet te verwachten.
Uit de voorsprong die Delors, blijkens de publieke-opiniepeilingen, had op de gaullistische kandidaten, zou opgemaakt kunnen worden dat een meerderheid van het Franse volk wèl tot die offers bereid zou zijn, maar het is de vraag of zijn populariteit niet eerder berustte op de apolitieke, zo niet antipolitieke, indruk die hij maakte. Voor iemand zijn betekent niet noodzakelijkerwijs voor zijn programma zijn.
Misschien dat een gaullistische president op den duur door la force des choses gedwongen zal worden een zelfde Europese politiek te voeren als Mitterrand gevoerd heeft. Ook Mitterrand heeft per slot van rekening na twee jaar presidentschap, in 1983, de koers moeten wenden en zijn financieel-economisch beleid moeten aanpassen aan de D-mark.
Misschien zal dat gebeuren, maar zo ja, dan zullen daar toch enkele jaren overheen gaan, jaren van Europese en van Franse crisis, die Europa zich moeilijk zal kunnen veroorloven. In elk geval zullen in die tussentijd de ontwikkelingen elders, en vooral in Duitsland, hun eigen, wellicht onomkeerbare loop hebben genomen.
Trouwens: wat valt er de komende jaren überhaupt te verwachten van de Europese eenwording? Het voorzitterschap van de Europese Unie gaat per 1 januari over op Frankrijk, maar dit land zal tot mei geblokkeerd zijn door de presidentsverkiezingen (dat zou ook het geval zijn geweest als Delors wèl aan die verkiezingen zou hebben meegedaan). Het eerste halfjaar van 1995 is dus vrijwel verloren.
En dan? Dan komt, per 1 juli 1995, Spanje aan de beurt, een land dat er niet voor terugdeinst te dreigen Europa's toekomst ondergeschikt te maken aan zijn visserijbelangen. Daarna komt Italië. De naam van dit land hoeft alleen maar genoemd te worden om alle hoop op vooruitgang in Europa's eenwording tot een aanfluiting te maken.
Waarlijk, men moet het optimisme bewonderen waarmee de heren Kok en Van Mierlo zondag van de Europese top in Essen thuis zijn gekomen. Niet alleen heeft die top weinig meer gedaan dan pas op de plaats maken en was het geforceerde optimisme van voorzitter Kohl eerder gebaseerd op het feit dat er geen ruzies zijn geweest, maar ook geeft het vooruitzicht van de komende anderhalf jaar weinig grond voor optimisme.
Is de betrekkelijke onervarenheid van beide ministers in Europees alpinisme misschien de oorzaak van hun rozige stemming? Of hadden zij, toen zij uiting gaven aan hun optimisme, nog niet gehoord van Delors' besluit?
NRC Handelsblad van 16-12-1994, pagina 7