‘Grote macht in klein land’
Drie weken geleden vertelde ik hier dat volgens een commentator van de Haagsche Courant de Atlantische koers die Nederland onder minister van buitenlandse zaken Luns volgde, mede toe te schrijven was aan het feit dat hij getrouwd was met ‘een Shell-barones’. Ik schreef toen dat dit van een niveau was dat ‘eerder hoort in wijlen De Waarheid dan in de serieuze Haagsche Courant’.
Kort daarna werd ik opgebeld door een lezer, die mij zei dat ik met die laatste opmerking meer gelijk had dan ik waarschijnlijk zelf besefte. Immers, in 1962 had een redacteur van dat communistische dagblad, dat nu ter ziele is, ook gesuggereerd dat Luns zich door zijn huwelijk tot een pro-Amerikaans beleid had laten leiden.
Wie was die redacteur? En waar had hij dat geschreven? Het bleek F(riedl) Baruch te zijn, onder wiens redactie bij de Amsterdamse uitgeverij Pegasus in 1962 een boek verschenen was, getiteld: Grote macht in klein land: een beeld van het monopoliekapitaal en zijn invloed in Nederland.
Gauw dit boek uit de bibliotheek gehaald en, verdomd, daar staat het, tweemaal zelfs. Eerst op pag. 91 van deel I: ‘... Luns (gehuwd met een lid van echte Koninklijke Olie-adel, baronesse Van Heemstra, en minister van buitenlandse zaken van 1952 tot nu toe)...’
Op pag. 128 van deel II wordt dit dunnetjes overgedaan: ‘Is het verbazingwekkend dat de aangetrouwde Shell-minister van buitenlandse zaken door niemand overtroffen wordt in zijn meegaandheid jegens Washington, waar de Kon. Olie miljardenbelangen in de Verenigde Staten heeft?’
In mijn artikel van 4 november betoogde ik dat het met Luns' meegaandheid jegens Washington nogal meeviel, en dat was zeker het geval in 1962 (jaar van uitgave van Baruchs boek), toen Luns hevig in de clinch lag met Washington wegens zijn Nieuw-Guineapolitiek. Washington dwong hem dat jaar zelfs tot capitulatie, wat zijn sympathie voor de Verenigde Staten niet vergrootte.
Maar Luns wist - wat men ook verder van zijn politiek mag denken - in elk geval zijn persoonlijke gevoelens en zijn politiek gescheiden te houden. Hij wist dat in de toenmalige omstandigheden, toen de Sovjet-Unie als bedreiger van onze veiligheid werd gezien, het bondgenootschap met de Verenigde Staten de enige garantie van die veiligheid was. Om tot die conclusie te komen, hoefde je niet per se pro-Amerikaans te zijn.
En wat zijn relatie tot de Koninklijke Olie of Shell betreft: het feit dat enkele grote multinationale ondernemingen, waaronder de Koninklijke, hun zetel in Nederland hadden, vergrootte, in zijn ogen, het internationale gewicht van Nederland. Het was een van de redenen waarom ons land van hem nooit een klein land genoemd mocht worden. Om die mening te zijn toegedaan, hoef je nog niet per se in dienst van die ondernemingen te staan.
Maar Baruch en, 32 jaar later, die commentator van de Haagsche Courant gaan verder: zij suggereren dat Luns zo slaafs was jegens Washington (wat niet het geval was) omdat zijn vrouw een ‘Shell-barones’ was, waarbij beiden nalaten aan te tonen dat dit zo was en de laatste zelfs afziet van een poging aan te tonen dat het hebben van belangen in Koninklijke Olie - gesteld dat mevrouw Luns die had - haar man automatisch tot een slaaf van Washington zou hebben gemaakt. En wat haar adellijke status met een en ander te maken had, blijft helemaal een raadsel.
Tant de bruit pour une omelette? Inderdaad, die vraag is gerechtvaardigd. Ik vond alleen de coïncidentie van opvatting tussen de communist Baruch en de commentator van de Haagsche Courant te toevallig om niet te vermelden. Meer dan toeval zal het niet geweest zijn, want ik neem niet aan dat die commentator, die, als ik me niet vergis, oud-officier van de Koninklijke Marine is, het boek van Baruch kent, laat staan erdoor beïnvloed is.
Overigens is die Baruch een niet oninteressante man. Tot zijn laatste snik is hij vurig aanhanger van de Sovjet-Unie gebleven, wat hem medio jaren '60 in conflict bracht met Paul de Groot, de Stalin van de CPN, die toen plotseling pro-Peking was geworden. In 1968 verdedigde Baruch de inval van de Sovjet-Unie in Tsjechoslowakije (wat de CPN niet deed), met het argument dat het ‘liberale’ communisme dat daar zijn intrede had gedaan, de status quo in Europa bedreigde. Daarmee heeft hij achteraf nog gelijk gekregen ook.
En zijn boek? In de eerste plaats is het natuurlijk verouderd, maar dat is zijn schuld niet. In de tweede plaats moet het geprezen worden omdat het althans een poging onderneemt een bekende communistische these - dat Nederland overgeleverd is aan een paar internationale concerns - met veel documentatie te staven. Dat maakt het, zo niet interessant, dan toch curieus.
Maar het kan niet in de schaduw staan van het boek Nederland in de wereldpolitiek van die andere communist, mr. A.S. de Leeuw, uit 1936. Dat is een buitengewoon knappe analyse. Geen wonder dat ook hij met Paul de Groot in conflict kwam. In 1940 werd hij als lid van de CPN geroyeerd. Zelfs in het Duitse concentratiekamp, waar hij ten slotte stierf, lieten zijn voormalige partijgenoten hem links liggen. Zijn boek is nog het lezen waard, wat niet direct van Baruchs boek gezegd kan worden. Maar ik ben toch blij dat ik beide (nog eens) ingezien heb - allemaal als gevolg van die opmerking over de ‘Shell-barones’.
P.S. Met het schaamrood op de kaken moet ik bekennen dat ik in mijn artikel van 22 november een regel uit Tennysons gedicht The Charge of the Light Brigade verkeerd geciteerd heb. Het is niet, zoals ik schreef, ‘Theirs is not to reason why, / Theirs is but to do and die’, maar: ‘Theirs not to reason why, / Their but to do and die’. Het kreupele ritme had me al moeten waarschuwen.
NRC Handelsblad van 25-11-1994, pagina 9