Europa zonder bindmiddel
Terecht heeft het Amerikaanse besluit het wapenembargo tegen de Bosnische moslims niet langer af te dwingen, in Europa grote bezorgdheid gewekt - bezorgdheid in de eerste plaats om de gevolgen die dit op het gevechtsterrein in Bosnië zelf, meer in het bijzonder voor de VN-troepen in dat gebied, zal hebben. De verhouding met het pro-Servische Rusland staat ook op het spel.
Maar er is ook reden voor een bezorgdheid die het strijdtoneel in de Balkan overstijgt. De Britse ambassadeur bij de NAVO - en een meer Atlantisch denkend iemand is moeilijk voorstelbaar - noemde het eenzijdige besluit van president Clinton ‘een ongelukkig precedent’: ‘Ik vrees dat we meer van dit soort daden zullen zien. Sommigen zullen zeggen dat het in de periode van na de Koude Oorlog niet mogelijk zal zijn op de Verenigde Staten te vertrouwen’.
Daar was weinig diplomatieke tact bij. Maar W. van Eekelen, de scheidende secretaris-generaal van de Westeuropese Unie (WEU), ging nog verder: er is sprake van een ‘gevaarlijke breuk in de transatlantische betrekkingen’. ‘Als het belangrijkste lid van de NAVO afhaakt, hangt de hele samenwerking in de lucht. De VS zijn het bindmiddel.’
Allemaal waar. De betekenis van het Amerikaanse besluit kan dan ook, in zijn onmiddellijke en wijdere gevolgen, nauwelijks onderschat worden. Maar laten we de zaak ook eens van de Amerikaanse kant bekijken. Dan zal blijken dat het besluit, hoe onwelkom ook voor Europa, vrij logisch is en in de lijn ligt van een veel eerder ingezette ontwikkeling, zelfs van eerdere verklaringen.
Voor de Amerikanen is de oorlog in ex-Joegoslavië slechts van plaatselijke betekenis; hij tast geen strategisch evenwicht aan, evenmin als directe Amerikaanse belangen. In hun ogen is dit typisch iets wat de Europeanen, in wier midden die oorlog woedt, moeten opknappen.
Daar zijn ze te meer van overtuigd naarmate de Europese bondgenoten meer aanspraak maken op gelijkheid in het Atlantisch deelgenootschap. Welnu, als jullie gelijk willen zijn, toon dan dat jullie dat kunnen zijn - zo is de misschien wat primitieve, maar niet onlogische redenering.
Hier wreekt zich de Europese retoriek, die steeds is vooruitgelopen op een Europese eenheid die er helemaal nog niet was. Zoals drs. C.D. Barkman, voormalig Nederlands ambassadeur bij de NAVO, in een interview met Elsevier (5 november) zei: ‘De Europese Unie is nog altijd een leugen, want er is nog helemaal geen politieke unie’.
Dat moest eenmaal mislopen, en dat dit vrij spoedig zou gebeuren was in januari te voorzien, toen de Verenigde Staten eindelijk de ‘Europese veiligheids- en defensie-identiteit’ ofwel de ‘Europese pijler’ erkenden. Groot gejuich bij de Europeanen, maar deze rubriek vroeg zich toen, sceptisch als altijd, af of hierin niet net zo goed een aankondiging van Amerikaans disengagement gelezen kon worden.
Maar ook al vóór die verklaring van januari was voor de goede waarnemer te zien dat na het einde van de Koude Oorlog Europa een steeds geringere prioriteit in het Amerikaanse denken kreeg - ten bate van Oost-Azië en Rusland. De Europese bondgenoten waren veertig jaar lang verwend geweest - ook in die zin dat ze de werkelijke beslissingen in de praktijk aan de Verenigde Staten overlieten. De nieuwe realiteit konden ze nog maar moeilijk onder ogen zien.
Omdat die ontwikkeling al lang aan de gang was, is het onbillijk te beweren dat president Clinton zijn besluit over de naleving van het embargo genomen heeft onder de indruk van de zware nederlaag die hij bij de verkiezingen van 8 november had geleden. Dat besluit hing al lang in de lucht. Het zijn alleen de timing en de manier waarop het afgekondigd werd die de Europeanen hadden mogen verrassen.
Dit alles doet niets af aan de ernst van het besluit. De Europese bondgenoten zouden er goed aan doen het te waarderen als symptomatisch voor de nieuwe transatlantische verhouding. Een logische consequentie die ze daaruit zouden moeten trekken, is te werken aan de totstandkoming van een echte ‘Europese veiligheids- en defensie-identiteit’.
Daar zullen we dan ook de komende dagen veel over horen spreken, maar het is gemakkelijker gezegd dan gedaan - niet het minst omdat, als puntje bij paaltje komt, landen als Frankrijk en Groot-Brittannië zich dezelfde vrijheid zullen willen voorbehouden als de Verenigde Staten in de NAVO.
Maar niet alleen daarom. Nog lange tijd zal een ‘Europese pijler’ die onafhankelijk en snel wil opereren, afhankelijk zijn van de Amerikanen voor allerlei strategische en logistieke steun - tenzij de Europeanen bereid zullen zijn zelf de enorme bedragen op te brengen die de daarvoor nodige systemen vergen. Laten we dicht bij huis blijven: zijn de Nederlandse partijen, is de Nederlandse belastingbetaler, daartoe bereid?
Zolang dat niet zo is, is alle gepraat over een ‘Europese pijler’ en over een equal partnership tussen Amerika en Europa lucht. Ja, zolang de Europese Unie niet over de middelen beschikt (wil beschikken) om een eigen politiek af te dwingen, is ook alle gepraat over een gemeenschappelijk Europees buitenlands en veiligheidsbeleid op z'n minst voorbarig. En tot welke gevolgen voorbarige praat kan leiden, hebben we gezien aan Clintons besluit.
Een herijking van ons buitenlands beleid, als die dan zo nodig is, zou ook met die realiteiten rekening moeten houden.
NRC Handelsblad van 15-11-1994, pagina 9