Het verblinde verstand
Een van de raadselen van het leven is hoe het komt dat intelligente mensen zo vaak dom kunnen zijn. Of dom is misschien niet het juiste woord, verblind is waarschijnlijk beter. Het komt niet alleen in de politiek voor, ook in het dagelijkse leven kom je dit verschijnsel keer op keer tegen.
Meestal is het de macht of de erotiek die mensen tijdelijk - en dat tijdelijk kan lang duren - van hun zinnen berooft. Ook godsdienst of ideologie is daartoe in staat. Niemand is helemaal immuun voor dit soort zwakheden. Daarom past het niet de zondaars kortweg te veroordelen.
Als moreel probleem is het trouwens minder interessant dan als intellectueel probleem - juist omdat we het hebben over de verblindheid van intelligente mensen of althans mensen die zeggen zich door het verstand te laten leiden. Hoe komt het dat dit soms faalt of ergens stopt?
Het meest recente voorbeeld is natuurlijk dat van die intellectuelen die in mindere of meerdere mate zich solidair verklaarden met de Sovjet-Unie of andere communistische systemen. Het raadsel is niet dat zij daarmee de vervolging van, ja de moord op andersdenkenden goedkeurden, dan wel verdoezelden of ontkenden - want dat hoeft op zichzelf nog niet in strijd te zijn met intelligentie.
Nee, het raadsel is eerder dat zij regimes verdedigden die zo duidelijk in strijd handelden met eigen idealen en per slot van rekening aan eigen innerlijke tegenstrijdigheden te gronde zijn gegaan. Van het begin af aan was dat velen duidelijk, die daar dan ook over schreven, maar die intellectuele apologeten waren daar blind voor of namen er gewoon geen kennis van.
Een hunner is de Engelse historicus Eric Hobsbawm, wiens grote betekenis als wetenschapsman niemand ontkend heeft. Hij van zijn kant, heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij niet alleen marxist was, maar ook lid van de communistische partij. En nu, na de ineenstorting van zijn idealen, is hij even bereid tot zelfanalyse. In een gesprek met de Financial Times (8 oktober) spreekt hij daar vrijmoedig over.
Hij heeft daarbij het voordeel een interviewer tegenover zich te vinden die niet als inquisiteur optreedt, zoals Nederlandse interviewers dat zo vaak doen (hoewel tegenover communisten, toen het communisme nog actueel was, minder dan tegenover anderen). Zoals gezegd: het morele probleem is niet zo interessant, en de intellectuele vraagstelling van de interviewer brengt Hobsbawm kennelijk op zijn praatstoel.
Waarom heeft hij zich vóór zijn laatste boek, dat over een paar weken verschijnt, zo weinig met zijn eigen eeuw beziggehouden? ‘Ik ben lange tijd bij de negentiende eeuw gebleven, omdat het voor een marxist - en zeker voor een communist - ondenkbaar was iets te schrijven wat met de Sovjet-Unie te maken had zonder dingen te zeggen waarvan je wist dat ze niet waar waren.’
Een voorbeeld: ‘De officiële lijn wat de Russische revolutie (van 1917) betreft, was, om zo te zeggen, dat Trotski hetzij niet bestond, hetzij vanaf 1918 lid was van de Britse geheime dienst. Op die manier kun je geen geschiedenis schrijven.’ Dus dan maar over iets minder riskants schrijven. Hij ging dus het intellectuele probleem uit de weg.
Waarom? ‘Uit loyaliteit of, als u wilt, ter wille van een groter doel, maar dat doet iedereen tot op zekere hoogte, als ze een ideaal gekozen hebben of als er een ideaal voor hen gekozen is.’ Merkwaardig determinisme spreekt uit dat laatste, maar overigens is het niet onjuist wat hij zegt. Ik zei het al: niemand is helemaal immuun.
Maar was er dan geen conflict tussen zijn roeping als historicus en zijn politieke loyaliteit, die hem noodzaakte een bepaalde hoeveelheid onzin te slikken? ‘Ik voelde zeker dat er een conflict was. Ik deed dan ook mijn uiterste best zelf nooit dingen te schrijven waarin ik niet geloofde en die leugens waren.’
Maar hoe kon hij tot een partij behoren die dingen verkondigde waarvan hij wist dat ze leugens waren? ‘Gelooft u dan dat je een partij kiest uitsluitend op grond van de officiële verklaringen van haar leiders? Je koos voor één geheel. Delen daarvan zou je zelf niet gekozen hebben.’
Was die keus een rationele of een emotionele keuze? ‘In het begin was het helemaal niet rationeel, maar duidelijk een emotionele en diep gevoelde overtuiging. Later werd het veel rationeler. Maar de overgave aan het communisme was... ik zou bijna zeggen: religieus.’ Dat hebben niet-communisten altijd beweerd - tot grote woede van communisten, voor wie het communisme een wetenschap was.
Het is duidelijk dat Hobsbawm zijn hele leven heeft geschaatst tussen zijn opdracht als historicus en zijn loyaliteit jegens zijn partij. Daarbij had hij het voordeel dat zijn vak, de historie, hem een wijd terrein gaf waarin hij niet in botsing met de partij hoefde te komen, èn het voordeel dat hij in het Westen woonde...
Hij kon dus, om zo te zeggen, van twee wallen eten of, zoals de Engelsen zeggen, have his cake and eat it. Dat is een intellectueel kunststukje, waarvan de morele basis op z'n minst wankel was. Maar wil zo'n opmerking vat hebben op degeen voor wie zij bestemd is, dan moet hij dezelfde moraal hebben als degeen die de opmerking maakt. Anders is de discussie vruchteloos, en dat is een discussie over moraal meestal.
Natuurlijk is Hobsbawm marxist gebleven, maar wat betekent het marxistisch historicus te zijn? Hobsbawm gelooft nog steeds dat de beste manier om geschiedenis te bedrijven is de wijze te bestuderen waarop mensen collectief hun brood verdienen, en de sociale structuren en instellingen die de mensen ontwikkelen te begrijpen.
‘Het is theoretisch mogelijk tot een marxistische analyse te komen zonder zelf socialist te zijn.’ Ja, waarom niet?
NRC Handelsblad van 14-10-1994, pagina 9