Het dagboek van Missie
‘Er is een weinig bekend boek dat de hele gang van zaken in Berlijn vóór en na de coup van Stauffenberg beschrijft en dat niet wordt genoemd in Heldrings column van 26 juli over dit onderwerp.’ Aldus begint een ingezonden stuk van mevrouw W.A.R. van Eysinga in de krant van zaterdag 30 juli.
Heb ik het mis of beluister ik een verwijt - het verwijt dat ik in mijn artikel van een week geleden over de aanslag van Stauffenberg op Hitler op 20 juli 1944 niet het boek van Marie (‘Missie’) Vassiltchikov Berlin Diaries 1940-1945 genoemd heb?
Eerst: wie was Missie Vassiltchikov? Zij was de dochter van een Russische émigré, prins Illarion Vassiltchikov, en was in de oorlogsjaren de secretaresse van Adam von Trott zu Solz, de ambtenaar op het Duitse ministerie van buitenlandse zaken die als een spin in het web van de samenzwering tegen Hitler werkte.
Over Trott voornamelijk ging mijn stuk van 26 juli, en dan vooral over de contacten die hij van 1942 tot vlak vóór de aanslag (en zijn terechtstelling) had gehad met een groep Nederlanders. Een van hen, dr. C.L. Patijn (thans nog in leven), had daarover geschreven in Wending (juli/augustus 1964).
Missie Vassiltchikov dan was zijn secretaresse, en in haar dagboek schetst zij een boeiend beeld van het leven in Berlijn gedurende de oorlog en van de mensen die betrokken waren bij de samenzwering tegen Hitler, van wie zij er velen kende.
Hoe boeiend ook, Missie Vassiltchikovs dagboek is niet het enige, en ook niet het belangrijkste, boek dat over die samenzwering is geschreven. Boekenkasten vol zijn erover geschreven - te beginnen met Bis zum bitteren Ende uit 1946 van Hans Gisevius (een van de weinige samenzweerders die het overleefd hebben) tot aan Um der Ehre Willen uit 1994 van Marion gravin Dönhoff (die bijna allen heeft gekend).
Van die vele boeken moeten we ook zeker het boek van onze landgenoot prof. Ger van Roon over de Kreisauer Kreis noemen. Het is een, ook in Duitsland gezaghebbend, boek over de groep rond Helmuth James graaf von Moltke, op wiens landgoed Kreisau (nu in Polen gelegen) zij sinds 1933 bijeenkwam om over Duitsland na Hitler te overleggen.
Berlin Diaries van Missie Vassiltchikov is een ooggetuigeverslag van iemand die zijdelings bij de samenzwering betrokken was, en is daarom een belangrijk document humain - te meer omdat de schrijfster, als niet-Duitse, altijd enige distantie weet te bewaren. De samenzweerders zelf waren, hoezeer ook anti-Hitler, gloeiende patriotten - en Duits patriottisme had altijd iets geëxalteerds.
Maar boeiend is het dagboek vooral door de beschrijving van het leven van een jeunesse dorée in een onophoudelijk gebombardeerde stad. Het beeld wordt nog macaberder wanneer men weet dat vele van die Bobbys, Gofys, Dickys, Wollys, Wölfchens, Tüuts, Olilis en Bübchens ten dode opgeschreven waren.
Het leven in zo'n stad is niet gemakkelijk, maar het is verwonderlijk hoe vaak deze bevoorrechte - maar niet door de partij bevoorrechte - groep aan champagne, oesters en kaviaar weet te komen. En soms is er mogelijkheid uit Berlijn te ontsnappen, bijvoorbeeld om een vorstelijk huwelijk in slot Sigmaringen (later door Pétain en Laval bewoond) bij te wonen of om voor een voorloorlogs weekeinde naar een buitenplaats in Bohemen, dan al niet ver van de Russische kanonnen, te gaan.
Wanneer je dat leest, is het begrijpelijk dat Koos van Weringh, in zijn altijd lezenswaardige kroniek in Trouw, schrijft dat ‘alle redevoeringen over de 20ste juli niet meer dan goedkope en vrijblijvende prietpraat zijn, uit wiens mond ze ook afkomstig zijn’. Zeker, vele samenzweerders waren geen wasechte democraten - hoewel er ook sociaal-democraten onder hen waren -, maar wat telt is dat zij hun leven gewaagd hebben - ook toen zij wisten dat de kans van slagen gering was.
Niet iedereen, ook buiten Duitsland, kan de moed hebben van de eenvoudige Oostenrijkse boer Franz Jagerstätter, die Van Weringh tegenover de samenzweerders van de 20ste juli stelt: hij weigerde domweg in Hitlers leger dienst te nemen en werd daarom in 1943 onthoofd. Zijn dorpsgenoten beschouwen hem nog als een verrader.
Er zijn meer - maar niet veel - van die individuele daden van verzet geweest. De meest in het oog lopende is die van de timmerman Johann Georg Elser geweest, die in november 1939 een bom tot ontploffing bracht in de Münchense Bürgerbräukeller, waar Hitler met zijn getrouwen bijeen was (helaas ontplofte de bom twintig minuten nadat Hitler het lokaal verlaten had).
Er zijn natuurlijk meer daden van verzet geweest dan de samenzwering van de 20ste juli. Denk aan de Münchense studenten die onder de naam Weisse Rose opereerden en aan de communistische Rote Kapelle. De samenzwering van 1944 was de gevaarlijkste omdat zij grotendeels bestond uit officieren, die in beginsel over een gewapende organisatie beschikten, die de macht kon overnemen.
Het was een samenzwering zonder volk, is wel eens gezegd. Dat zijn samenzweringen altijd, maar in dit geval wisten de samenzweerders dat ze zelfs niet op begrip of sympathie bij de meeste Duitsers konden rekenen. Toch bleek het aantal hunner nog zo groot dat Hitler, die de processen tegen hen had laten verfilmen om aan het publiek te tonen, op een goed ogenblik publieke vertoning verbood. De samenzwering bleek niet uitsluitend een zaak van een kliek domme officieren, zoals hij in zijn radiorede na de aanslag had beweerd.
Deze informatie pikte ik op uit een interessante documentaire over Adam von Trott die de Duitse televisie twee weken geleden vertoonde. Daar zag ik ook tot mijn verrassing een portret van Gottfried (‘Gogo’) von Nostitz, die in de jaren vijftig aan de Duitse ambassade in Den Haag verbonden was. In de oorlog had hij bij het Duitse consulaat in Genève gewerkt en daar was hij contactman van het verzet geweest.
Terug naar het dagboek van Missie Vassiltchikov. Mevrouw Van Eysinga noemt het ‘weinig bekend’. Nu, ik heb daarentegen de indruk dat het een paar jaar geleden een soort societysucces in Nederland was. Waarom? Ik vermoed: omdat het in het Engels geschreven is, en de society leest geen Duits - de rest trouwens ook niet - en kent dus al die andere boeken over het Duitse verzet niet.
Wat is er overigens van Missie geworden? Zij is, 61 jaar oud, in 1978 in Londen overleden, weduwe van een Amerikaanse (niet Engelse, zoals mevrouw Van Eysinga schrijft) voormalige legerkapitein.
NRC Handelsblad van 02-08-1994, pagina 7